01.09.2013 Views

De Elf (Lucas 24,9.33 Hand 2,14) Jezus verscheen ... - JesusKing.info

De Elf (Lucas 24,9.33 Hand 2,14) Jezus verscheen ... - JesusKing.info

De Elf (Lucas 24,9.33 Hand 2,14) Jezus verscheen ... - JesusKing.info

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>De</strong>ze verzen kunnen nu heel eenvoudig worden verklaard: de groep van vers 9, die de <strong>Elf</strong><br />

<strong>info</strong>rmeerde en die waarschijnlijk uit Maria van Klopas en andere “dochters van Jeruzalem”<br />

bestond, ging naar de beambten van de tempelgevangenis en naar de rest van de groep,<br />

waartoe (Maria’s echtgenoot) Kleopas en (zoon) Simon van Klopas behoorden. En de groep<br />

van vers 10 (de Galilese vrouwen) vertelden het nieuws aan de Galilese apostelen. Dit<br />

verklaart ook waarom de Syrische en Arabische versies de aanwezigheid van andere dan<br />

Galilese vrouwen overleverden: deze andere vrouwen vertelden het nieuws aan de Arabische<br />

Rekabitische gevangenisbewaarders, die later naar Syrië migreerden. Aangezien Mattheus een<br />

verschijning van <strong>Jezus</strong> aan de vrouwen beschrijft, die zijn leerlingen moesten vertellen dat Hij<br />

hen opwachtte in Galilea, zal deze verschijning hebben plaatsgevonden voor de ogen van de<br />

Galilese vrouwen die al op weg waren naar de (Galilese) apostelen, en niet voor de ogen van<br />

de Jeruzalemse vrouwen die op weg waren naar de <strong>Elf</strong> van de tempelgevangenis. Merk op dat<br />

de <strong>Elf</strong> nog geen leerlingen of apostelen waren en de opdracht om naar Galilea te gaan niet<br />

voor hen bestemd was. In tegenstelling tot Mattheus richt <strong>Lucas</strong> zijn aandacht op de <strong>Elf</strong> en<br />

hun groep en niet op de apostelen, want hij begint met de <strong>Elf</strong> in vers 9 en eindigt met de <strong>Elf</strong> in<br />

het laatste deel van zijn hoofdstuk <strong>24</strong>, vers 33 (Lu <strong>24</strong>,9.13-35). Dit feit en de merkwaardige<br />

constructie van vers 10 – het lijkt een parallel van vers 9 maar geeft opeens namen van<br />

individuele vrouwen – en het feit dat het wordt gevolgd door een dubbelzinnige verwijzing<br />

naar ofwel de <strong>Elf</strong> ofwel de apostelen (“hun” en “zij”), maken dat dit vers een invoeging lijkt,<br />

door <strong>Lucas</strong> gemaakt na zijn Paasverhaal te hebben beëindigd 40 (<strong>De</strong> oude aanname dat de<br />

eerste en tweede groep vrouwen (vers 9 respectievelijk 10) in <strong>Lucas</strong>’ beschrijving identiek<br />

waren en dat de <strong>Elf</strong> en de apostelen identiek waren, zou vers 10 – dat de namen van vrouwen<br />

noemt en overspringt van “de <strong>Elf</strong>” naar “de apostelen” – niet alleen merkwaardig maar ook<br />

gedeeltelijk overbodig maken).<br />

Als de verzen 9 en 10 twee afzonderlijke groepen vrouwen en mannen vertegenwoordigen, is<br />

er nog één probleem over, namelijk dat de groep Galilese vrouwen, die het nieuws aan de<br />

apostelen vertelde, volgens <strong>Lucas</strong> inclusief Maria Magdalena was. Want in de nieuwe<br />

interpretatie, die hierboven gegeven is, was Maria Magdalena niet aanwezig toen de grote<br />

groep vrouwen de engel(en) hoorde en het de apostelen en de <strong>Elf</strong> gingen vertellen. Johannes,<br />

nu, vertelt dat Maria Magdalena, na teruggekeerd te zijn bij het graf en <strong>Jezus</strong> te hebben<br />

gezien, de leerlingen ging vertellen over <strong>Jezus</strong>’ verschijning aan haar en wat Hij gezegd had<br />

(Joh 20,18). Terwijl zij voortging op deze weg zou zij de Galilese vrouwen Johanna en Maria<br />

de moeder van Jakobus kunnen hebben ingehaald, die ook op weg waren naar de apostelen,<br />

maar die onderweg opgehouden waren door <strong>Jezus</strong>, die aan hen <strong>verscheen</strong>. Als Maria<br />

Magdalena naar Petrus was gerend om hem te vertellen over het open graf, hoe hard moet ze<br />

dan gerend hebben om hem te vertellen over <strong>Jezus</strong>’ verrijzenis en verschijning! Dat alle<br />

Galilese vrouwen, inclusief Maria Magdalena, samen aankwamen bij de leerlingen, lijkt<br />

uitgedrukt te worden door het enkelvoudige werkwoord “was” (‘hesan’) in vers 10. Het<br />

‘waren’ niet een aantal afzonderlijke vrouwen, maar het “was” één groep vrouwen. Samen<br />

zullen ze de leerlingen alles hebben verteld wat zij hadden meegemaakt: zowel de boodschap<br />

van de engel aan de vrouwen ( = “dit” in vers 10) als de twee afzonderlijke verschijningen van<br />

<strong>Jezus</strong>, waarvan de eerste die aan Maria Magdalena aan het graf was (Mr 16,9) en de tweede<br />

die aan de rest van de Galilese vrouwen onderweg.<br />

Kortom, het is duidelijk dat de oplossing die alle data verklaart, is, dat de <strong>Elf</strong> op de vroege<br />

morgen van Pasen niet dezelfde mannen waren als de apostelen.<br />

40<br />

Vers 12 lijkt een onafhankelijke en niet-chronologische invoeging, gemaakt nadat <strong>Lucas</strong> het vers 10 had<br />

ingevoegd.<br />

27

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!