opmaak Tiecelij° - Reynaertgenootschap
opmaak Tiecelij° - Reynaertgenootschap
opmaak Tiecelij° - Reynaertgenootschap
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
374<br />
verdere bedoelingen. De dieren die op Nobels oproep afkomen zijn voor Willems<br />
‘groot en klein, een bonte schaar’ waar het origineel het heeft over ‘alle die diere,<br />
groot ende clene’. Melis volgt op de voet met ‘alle dieren, groot en klein’. Melis<br />
behoudt Middelnederlandse woorden zoals ‘clene’ (‘kleen’), ‘dorste’ (‘dorst’) en ‘ fellen<br />
metten grijsen baerde’ (‘den fellen met den rooden baarde’), waardoor zijn taalgebruik<br />
zelfs in zijn eigen tijd archaïsch klonk. Melis vertaalt ‘grijsen’ door ‘rooden’,<br />
naar het Dyckse handschrift (F), hierbij duidelijk geïnspireerd door J.W. Mullers<br />
Critische commentaar op Van den Vos Reinaerde naar de thans bekende handschriften<br />
en bewerkingen uit 1917, 17 een boek dat tijdens de bewerking op Melis’<br />
schrijftafel lag als zijn meest betrouwbare gids. En niet alleen het boek was een<br />
gids, maar de hooggeleerde Reynaertspecialist in hoogsteigen persoon had Melis<br />
in zijn moeizame arbeid gevolgd, niet zelden hem bijspringend waar het sommige<br />
duistere plaatsen betrof. Vreemd genoeg is in het archief van Melis geen briefwisseling<br />
met de Leidse hoogleraar bewaard. Wel maakte Melis in zijn brief aan Stijn<br />
Streuvels van 9 december 1925 18 gewag van een bezoek aan Muller, die hem vertelde<br />
alle bewerkingen van Streuvels te bezitten op één na (een ‘vervolledigde uitgave’<br />
noemt hij het). Melis vraagt als een soort tussenpersoon aan Streuvels om<br />
Muller deze ontbrekende uitgave te bezorgen en hij schrijft hem: ‘Ik zit volop in de<br />
copie van de Reinaart, waarop mijn uitgever wacht.’<br />
In een brief aan August Vermeylen van 1 juni 1931 verwijst Melis nogmaals naar<br />
J.W. Muller als autoriteit. Hij neemt het Vermeylen kwalijk dat hij in een bijdrage voor<br />
de Nieuwe Winkler Prins bij het lemma Van den vos Reynaerde zijn bewerking niet<br />
vermeld heeft, dit terwijl hij de bewerkingen van J.F. Willems, J. de Geyter en<br />
S. Streuvels wel noemt: ‘Mijn aanpassing heeft toch de verdienste dat zij de eerste<br />
volledige aanpassing is van de tot nu toe nieuwe ontdekte bronnen.’ Muller, die de<br />
Reynaert kritisch uitgaf, moet tevreden zijn geweest met het feit dat Melis (vijf jaar<br />
na Streuvels’ veel vrijere bewerking) zo dicht bij het origineel bleef.<br />
Het is trouwens J.W. Muller die in de lente van 1926 in de Koninklijke Vlaamsche<br />
Academie de voltooiing van een nieuwe metrische aanpassing van de Reynaert van<br />
Melis aankondigt. 19 Hubert Melis ontving van Muller een schrijven dat hem bijzonder<br />
gelukkig zal hebben gemaakt, zeker in een tijd dat hij zo oneervol zijn hoge<br />
Antwerpse functie had moeten neerleggen. ‘Uw bewerking is zeer getrouw – en zij<br />
is in vlotte, welvloeiende en welklinkende verzen, in hetzelfde of soortgelijke rythme<br />
als het origineel, geschreven; de kleur en de toon van het beroemde gedicht zijn wèl<br />
bewaard.’ Wij illustreren Mullers uitspraak met een tweede, langer fragment, ditmaal<br />
uit de gecastigeerde uitgave van 1927 en lichten uit deze verzen 1508-1567 enkele<br />
aspecten voor een verdere commentaar. 20<br />
Sint leeddickene up eenen dach Nadien leidde ik hem, zekeren dag,<br />
Tote des papen van Vimbloys. Tot bij den koster van Boloois,<br />
In al dat lant van Vermendoys, Al in het land van Vermandoois.<br />
So en woende gheen pape riker. Geen koster in de streek was rijker,<br />
Die selve pape hadde eenen spijker, Want hij bezat een ruimen spijker,<br />
Daer menich vet bake in lach. Waar menige zijde spek in lag.<br />
Des haddic dicken goet ghelach. Daar had ik dikwerf goed gelag.<br />
Onder dien spijker haddic een gat Onder dien spijker maakte ik een gat,<br />
Verholenlike ghemaect. In dat, Voor elk verholen, en ik had<br />
Daer dedic Ysingrijn in crupen. Er Isegrim toen in doen kruipen,<br />
Daer vant hi rentvleesch in cupen Alwaar hij rundvleesch vond in kuipen<br />
Tiecelijn, 20, 2007