06.09.2013 Views

advies - ACVZ

advies - ACVZ

advies - ACVZ

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

In de zaak Quinn bepaalde het Hof dat “it is clear from the wording of both the French<br />

and the English versions of article 5 para. 1 (f) that deprivation of liberty under this subparagraph<br />

will be justified only for as long as extradition proceedings are being conducted.<br />

It follows that if such proceedings are not being prosecuted with due diligence, the<br />

detention will cease to be justified under article 5 para. 1 (f)”. 26 In deze zaak achtte het<br />

Hof een detentieduur van bijna anderhalf jaar onrechtmatig. Het Hof kwam tot dit oordeel<br />

omdat allereerst pas tien maanden na detentie ter fine van uitlevering werd aangevangen<br />

met het verkrijgen van een uitleveringsbevel. Daarnaast achtte het Hof het<br />

voortduren van de detentie van zes maanden na het verkrijgen van het uitleveringsbevel<br />

op dit punt eveneens strijdig met artikel 5 lid 1 onder f EVRM.<br />

Het due diligence-criterium is door het Hof herhaald in de zaak Chahal. In Chahal overwoog<br />

het Hof in §§ 112-113: ”The Court recalls, however, that any deprivation of liberty<br />

under article 5 § 1 (f) will be justified only for as long as deportation proceedings are in<br />

progress. If such proceedings are not prosecuted with due diligence, the detention will<br />

cease to be permissible under article 5 § 1 (f) (…). It is thus necessary to determine whether<br />

the duration of the deportation proceedings was excessive”. Terwijl in Quinn de<br />

detentieduur in samenhang met het gebrek aan voortvarendheid van de overheid aanleiding<br />

gaf tot de conclusie dat artikel 5 lid 1f EVRM wel geschonden was, kwam het Hof<br />

niet tot deze conclusie in de zaak Chahal. In deze zaak beliep de duur van de detentie<br />

ongeveer drie en een half jaar. Chahal werd verdacht van terrorisme en vormde mogelijk<br />

een ernstig gevaar voor de openbare orde en staatsveiligheid. Dit werd door het Hof<br />

meegewogen in de beslissing omtrent de toelaatbaarheid van de duur van de bewaring.<br />

Het Hof concludeerde dat de lange duur van de detentie reden was voor ‘serious concern’,<br />

maar dat dit niettemin op grond van de bijzondere omstandigheden in deze zaak,<br />

het feit dat de overheid had gehandeld met de nodige voortvarendheid gedurende de<br />

procedure en de aanwezigheid van voldoende garanties tegen willekeurige detentie, niet<br />

strijdig was met artikel 5 lid 1 onder f EVRM. Op grond van deze uitspraak kan worden<br />

beargumenteerd dat een lange bewaringstermijn gerechtvaardigd kan zijn bij zeer bijzondere<br />

omstandigheden (staatsveiligheid, terrorisme), mits wordt voldaan aan het criterium<br />

van ‘due diligence’.<br />

Het Hof heeft zich recent uitgesproken in een aantal bewaringszaken aangespannen<br />

tegen Nederland. 27 Daarbij heeft het Hof de paragrafen 112, 113 en 118 uit het Chahalarrest<br />

als standaard-overweging overgenomen. Benadrukt dient te worden dat er geen<br />

Nederlandse zaken aangebracht zijn waarbij de bewaringstermijn aanzienlijk langer<br />

beliep dan in het beleid en de jurisprudentie min of meer gebruikelijke termijn van zes<br />

maanden. In alle gevallen werd de bewaring na verloop van tijd opgeheven wegens het<br />

ontbreken van zicht op uitzetting.<br />

Steeds heeft het Hof in deze zaken bezien of de duur van de bewaring in verhouding tot<br />

de uitzettingsprocedure excessief was. Hierbij werd getoetst aan het ‘due diligence’ criterium.<br />

In geen van genoemde zaken heeft het Hof geconcludeerd dat van een excessieve<br />

bewaringstermijn in verhouding tot de voortgang van de uitzettingsprocedure sprake<br />

was. Het Hof geeft te kennen dat op grond van de Nederlandse wet, regelgeving en jurisprudentie,<br />

door de vreemdelingenrechter dient te worden getoetst of er een redelijk<br />

26 EHRM 22 maart 1995, Quinn vs. Frankrijk, Series A-311, § 48.<br />

27 EHRM 18 september 2001, appl. nr. 49832/00 (Döner vs. Nederland); EHRM 18 september 2001, appl. nr.<br />

49820/99 (Erdogan vs. Nederland); EHRM 18 september 2001, appl. nr. 49816/99 (Meriç vs. Nederland);<br />

EHRM 18 september 2001, appl. nr. 49817/99 (Polat vs. Nederland); EHRM 18 september 2001, appl. nr.<br />

49844/99 (Çaliskan vs. Nederland); EHRM 18 september 2001, appl. nr. 49825/99 (Över vs. Nederland);<br />

EHRM 18 september 2001, appl. nr. 49866/99 (Çiçek vs. Nederland); EHRM 18 september 2001, appl. nr.<br />

49855/99 (Özmen vs. Nederland).<br />

30

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!