advies - ACVZ
advies - ACVZ
advies - ACVZ
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
het doel van de vrijheidsbeneming. Indien in de nationaal rechtelijke procedure fouten<br />
zijn gemaakt levert dit niet per definitie retrospectief de onrechtmatigheid van de detentie<br />
op. Het Hof merkt daarover in haar uitspraak Samy vs. Nederland op dat het afhangt<br />
van de omstandigheden van de zaak of een procedurefout al dan niet de onrechtmatigheid<br />
van de detentie oplevert. 29 Dit hangt af van de rechtsbasis alsmede van de duur van<br />
de detentie en de voortvarendheid van de autoriteiten (in de uitzettingsprocedure) om<br />
de identiteit en nationaliteit vast te stellen.<br />
De rechter moet zodanige bevoegdheden bezitten dat gesproken kan worden van een<br />
effectief rechtelijk toezicht. De termijn waarbinnen de rechter benaderd moet kunnen<br />
worden dient kort te zijn. Een periode van ongeveer twintig dagen van de instelling van<br />
het (eerste) beroep tot en met de uitspraak kan in principe in het licht van artikel 5 lid 4<br />
EVRM door de beugel. 30<br />
3.3 Nederlandse wet- en regelgeving<br />
3.3.1 Wettelijke grondslag, grond van de vreemdelingenbewaring<br />
Artikel 5 EVRM alsmede artikel 15 Grondwet bepalen dat men slechts in de gevallen bij<br />
of krachtens de wet bepaald van zijn vrijheid ontnomen mag worden. De bevoegdheid<br />
ter zake is neergelegd in artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 (oud artikel 26 Vw<br />
1965). De categorie vreemdelingen waarover dit <strong>advies</strong> zich uitstrekt valt onder artikel 59<br />
lid 1a Vw 2000. Kortheidshalve wordt een volledige bespreking van voornoemd artikel<br />
achterwege gelaten; de bewaring ex artikel 59 lid 2 Vw 2000 wordt buiten beschouwing<br />
gelaten.<br />
Indien de openbare orde zulks vordert met het oog op de uitzetting, kan de maatregel<br />
van bewaring worden opgelegd. Hiervan is meestal slechts sprake indien er ten aanzien<br />
van de vreemdeling aanwijzingen zijn voor het vermoeden dat hij zich aan de uitzetting<br />
zal onttrekken. De bewaring mag niet worden opgelegd op basis van uitsluitend overwegingen<br />
van algemene aard: zij moet gerelateerd zijn aan feiten en of omstandigheden die<br />
betrekking hebben op de persoon van de vreemdeling. Steeds zal nagegaan moeten worden<br />
of de bewaring door de openbare orde met het oog op de uitzetting wordt gevorderd.<br />
Daarbij dienen de belangen van de vreemdeling afgewogen te worden tegen het algemene<br />
belang (Vc 2000 A5/5.3.3).<br />
Met deze maatstaven voldoet de vreemdelingenbewaring aan de in par. 3.2.1 besproken<br />
uit artikel 5 EVRM voortvloeiende criteria.<br />
3.3.2. Voorlopig bevel tot bewaring<br />
Het oude beleid zoals neergelegd in Vc 2000 A5/5.3.7 beoogde in het kort dat in het<br />
voorkomende geval dat een vreemdeling na strafrechtelijke detentie in vreemdelingenbewaring<br />
diende te worden gesteld, onder bepaalde omstandigheden al tijdens die strafrechtelijke<br />
detentie een voorlopig bevel tot bewaring kon worden opgelegd, opdat werd<br />
29 EHRM 4 december 2001, Samy vs. Nederland, appl. nr. 36499/97, p. 13; EHRM 4 augustus 1999, Douiyeb vs.<br />
Nederland, appl. nr. 31464/96, §§ 44-45; zie ook EHRM 10 juni 1996, Benham vs. Verenigd Koninkrijk, Reports<br />
1996-III, §§ 41-42 .<br />
30 EHRM 18 september 2001, appl. nr. 49832/00 (Döner vs. Nederland): 18 maart 1999 beroep ingesteld, 8 april<br />
1999 uitspraak vormt geen schending van artikel 5 lid 4 EVRM; EHRM 18 september 2001, appl. nr. 49820/99<br />
(Erdogan vs. Nederland): 17 maart 1999 beroep ingesteld, 6 april 1999 uitspraak vormt geen schending van artikel<br />
5 lid 4 EVRM.<br />
32