22.09.2013 Views

StAB Jurisprudentietijdschrift 2013, 1

StAB Jurisprudentietijdschrift 2013, 1

StAB Jurisprudentietijdschrift 2013, 1

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

24 Milieu/natuur/water<br />

1. Procesverloop<br />

Op 1 juni 2012 heeft eiser bij de rechtbank beroep inge-<br />

steld tegen het niet tijdig beslissen op zijn verzoek van<br />

13 februari 2012 om de op 8 januari 2008 aan de<br />

[maatschap] (hierna: [maatschap]) verleende vergunning<br />

op grond van de Wet milieubeheer (Wm) voor wat betreft<br />

de stal voor 4800 gespeende biggen in te trekken. Bij<br />

besluit van 29 juni 2012 heeft verweerder het verzoek<br />

van eiser afgewezen.<br />

Overwegingen<br />

Beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen<br />

1. Eiser heeft ter zitting gesteld dat hij nog een afzonderlijk<br />

belang als bedoeld in artikel 6:20, vijfde lid, van de Awb<br />

heeft bij een beoordeling van zijn beroep gericht tegen<br />

het niet tijdig beslissen op zijn verzoek. Eiser heeft in dit<br />

verband onder meer gesteld dat verweerder een dwang-<br />

som heeft verbeurd als hij te laat op het verzoek heeft<br />

beslist.<br />

2. Indien verweerder niet tijdig op de aanvraag van eiser<br />

heeft beslist, verbeurt hij op grond van artikel 4:17, eerste<br />

lid, van de Awb een dwangsom voor elke dag dat hij in<br />

gebreke is. Dit betekent dat eiser, ondanks het feit dat<br />

inmiddels een reëel besluit is genomen, een belang heeft<br />

bij zijn beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen op<br />

zijn verzoek.<br />

3. Eiser heeft betoogd dat op het besluit dat op zijn ver-<br />

zoek van 13 februari 2012 is genomen de reguliere<br />

voorbereidingsprocedure van toepassing is. Dit betekent<br />

dat verweerder op grond van artikel 3.9, eerste lid, van<br />

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)<br />

binnen acht weken na de datum van ontvangst van het<br />

verzoek had moeten beslissen. Aangezien verweerder het<br />

verzoek van eiser op 15 februari 2012 heeft ontvangen,<br />

had hij uiterlijk op 11 april 2012 op deze aanvraag moeten<br />

beslissen. Om die reden is het besluit van 29 juni 2012<br />

volgens eiser niet tijdig genomen.<br />

4. Verweerder heeft toegelicht dat hij, op grond van artikel<br />

3.15, derde lid, van de Wabo, het besluit van 29 juni 2012<br />

met de uitgebreide voorbereidingsprocedure uit afdeling<br />

3.4 van de Awb heeft voorbereid. Dit betekent dat hij op<br />

grond van artikel 3:18, eerste lid, van de Awb uiterlijk zes<br />

maanden na de ontvangst van het verzoek moest beslis-<br />

sen. Dit betekent volgens verweerder dat het besluit van<br />

29 juni 2012 wel tijdig is genomen.<br />

5. De rechtbank ziet zich, gelet op het voorgaande,<br />

gesteld voor de vraag of verweerder het besluit van 29 juni<br />

2012 terecht met de uitgebreide voorbereidingsprocedure<br />

heeft voorbereid.<br />

6. Eiser heeft verweerder bij brief van 13 februari 2012<br />

verzocht om gedeeltelijke intrekking van de op 8 januari<br />

2008 aan [maatschap] verleende vergunning. De vergun-<br />

ning van 8 januari 2008 is een revisievergunning op grond<br />

van artikel 8.1 in samenhang met artikel 8.4, eerste lid,<br />

van de Wm. Deze vergunning is, zo blijkt uit de uitspraak<br />

van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 9 juli<br />

2012 (zaaknummers SBR 12/1990 en SBR 12/1991),<br />

nog niet in werking getreden.<br />

7. Op grond van artikel 1.2a, eerste lid, in samenhang<br />

met artikel 1.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de<br />

Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht<br />

dient de vergunning van 8 januari 2008 verleende revisie-<br />

vergunning, die op 4 februari 2009 onherroepelijk is<br />

geworden, per 1 oktober 2010 te worden gelijkgesteld<br />

met een omgevingsvergunning voor het veranderen van<br />

een inrichting, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef<br />

en onder e, van de Wabo.<br />

8. Tussen partijen is niet in geschil en ook de rechtbank<br />

is van oordeel dat aan de hand van artikel 3.15 van de<br />

Wabo moet worden bepaald welke procedure verweerder<br />

moest volgen bij het nemen van een besluit op de aanvraag<br />

van verzoeker om gedeeltelijke intrekking van de vergun-<br />

ning van 8 januari 2008.<br />

9. Op grond van artikel 3.15, tweede lid, van de Wabo<br />

geldt als hoofdregel dat op een verzoek om gedeeltelijke<br />

intrekking van een omgevingsvergunning de reguliere<br />

voorbereidingsprocedure als omschreven in artikel 3.9<br />

van de Wabo van toepassing is. In het derde lid van artikel<br />

3.15 van de Wabo staat een uitzondering op deze hoofd-<br />

regel. Deze is – voor zover hier relevant – als volgt<br />

geformuleerd: “In afwijking van het tweede lid is op de<br />

voorbereiding van een beschikking tot gedeeltelijke<br />

intrekking van een omgevingsvergunning paragraaf 3.3<br />

(dat is: de uitgebreide voorbereidingsprocedure) van<br />

overeenkomstige toepassing indien de beschikking<br />

<strong>StAB</strong> 1 / <strong>2013</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!