StAB Jurisprudentietijdschrift 2013, 1
StAB Jurisprudentietijdschrift 2013, 1
StAB Jurisprudentietijdschrift 2013, 1
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
44 Milieu/natuur/water<br />
Zie ook besmettingsgevaar<br />
Annotatie<br />
1. De hiervoor opgenomen uitspraak is om verschillende<br />
redenen interessant. Het eerst te signaleren aspect is het<br />
feit dat een milieuvergunning is geweigerd voor een vee-<br />
houderij vanwege het gevaar voor de verspreiding van<br />
dierziekten. Dat gevaar werd veroorzaakt omdat de vee-<br />
houderij zou worden gevestigd op 300 meter afstand van<br />
een nationaal onderzoeksinstituut op het gebied van<br />
besmettelijke dierziekten (CVI). Dat is weliswaar een bijzon-<br />
der feitencomplex, maar tot op heden is het nooit gebeurd<br />
dat een milieuvergunning (omgevingsvergunning voor<br />
milieu) vanwege het gevaar voor de verspreiding van<br />
dierziekten wordt geweigerd. Onder andere om die reden<br />
is de uitspraak mijns inziens het bespreken waard. Een<br />
ander te signaleren aspect van deze uitspraak dat<br />
samenhangt met het voorgaande, is dat het gevaar voor<br />
de verspreiding van dierziekten in casu een rol speelt op<br />
grond van artikel 8.8 aanhef lid 1 onder b WMB (oud)<br />
(thans art. 2.14 lid 1 onder a onderdeel 2 Wabo). Op grond<br />
van dat artikel moet de geografische ligging van de<br />
inrichting worden betrokken bij de beslissing op de aan-<br />
vraag. Tot nu toe leek die bepaling in jurisprudentie van<br />
weinig betekenis. Hierna bespreek ik de beide te signaleren<br />
aspecten. De uitspraak is onverkort relevant in het kader<br />
van de Wabo.<br />
2. De Afdeling beantwoordt in deze uitspraak de vraag of<br />
de Wet milieubeheer de mogelijkheid biedt om de vergun-<br />
ning voor de op minder dan 300 m van het CVI te vestigen<br />
veehouderij te weigeren vanwege het gevaar van de ver-<br />
spreiding van dierziekten. Voordat ik inga op het antwoord<br />
van de Afdeling, schets ik kort het relevante wettelijk<br />
kader. Een milieuvergunning kan worden geweigerd in het<br />
belang van de bescherming van het milieu (art. 8.10 lid 1<br />
WMB (oud), thans art. 2.14 lid 3 Wabo). Ook kunnen<br />
voorschriften aan de vergunning worden verbonden om<br />
nadelige gevolgen voor het milieu te beperken (art. 8.11<br />
lid 3 (oud), thans art. 5.3 Bor). De reikwijdte van ‘de<br />
bescherming van het milieu’ en ‘de nadelige gevolgen voor<br />
het milieu’ is daarom van belang voor het antwoord op de<br />
vraag of gevaar voor de verspreiding van dierziekten,<br />
zoals in casu aan de orde, kan leiden tot het weigeren van<br />
de milieuvergunning of dat mogelijk voorschriften aan de<br />
vergunning kunnen worden verbonden. In artikel 1.1 lid 2<br />
WMB is niet-limitatief bepaald wat onder de gevolgen van<br />
het milieu en de bescherming van het milieu valt. Voor de<br />
Wabo is daarnaast artikel 1.1 lid 2 Wabo van belang dat<br />
naar artikel 1.1 lid 2 WMB verwijst. Verspreiding van<br />
(besmettelijke) dierziekten is in artikel 1.1 lid 2 WMB niet<br />
genoemd. Uit jurisprudentie blijkt echter dat gevaar voor<br />
de verspreiding van besmettelijke dierziekten valt onder<br />
de ‘bescherming van het milieu’ en ‘gevolgen van het<br />
milieu’ (o.a. ABRvS 22 augustus 2012, nr.<br />
201105847/1/A4, ABRvS 16 mei 2012, nr.<br />
201100615/1/A4 en ABRvS 8 februari 2012, MenR<br />
2012/71 m.nt. Collignon). Het gevaar van de verspreiding<br />
van besmettelijke dierziekten wordt in uitspraken door-<br />
gaans geschaard onder de ‘gevolgen voor de volksgezond-<br />
heid’. ‘Gevolgen voor de volksgezondheid’ staat niet<br />
expliciet in artikel 1.1 lid 2 WMB, maar wel ‘de bescher-<br />
ming van mensen’. De conclusie is daarom dat bij milieu-<br />
vergunningen kan worden aangevoerd dat er nadere<br />
voorschriften aan de milieuvergunning moeten worden<br />
verbonden of dat de milieuvergunning moet worden<br />
geweigerd vanwege (het gevaar van) de verspreiding van<br />
besmettelijke dierziekten. In casu was de milieuvergunning<br />
geweigerd vanwege de verspreiding van besmettelijke<br />
dierziekten. Omdat de verspreiding van besmettelijk dier-<br />
ziekten primair is geregeld in andere wetgeving dan de<br />
Wet milieubeheer, is er in het kader van de milieuvergun-<br />
ning ruimte voor een aanvullende toets, zo overweegt de<br />
Afdeling in de hiervoor opgenomen uitspraak. Dat er ten<br />
aanzien van de verspreiding van besmettelijke dierziekten<br />
ruimte is voor een aanvullende toets, is conform standaard-<br />
jurisprudentie (o.a. ABRvS 20 april 2011, nr.<br />
201008545/1/M2 en ABRvS 9 maart 2011, nr.<br />
201007904/1/M2). Ook bij visuele hinder is er bijvoor-<br />
beeld ruimte voor een aanvullende toets (ABRvS 26 sep-<br />
tember 2012, nr. 201102498/1/T1/A4). Mij is niet duide-<br />
lijk wat die aanvullende toets exact inhoudt. Worden de<br />
belangen bijvoorbeeld anders beoordeeld bij een aanvul-<br />
lende toets of toetst de Afdeling anders? Uit de hiervoor<br />
opgenomen uitspraak blijkt in elk geval dat een aanvullende<br />
toets kan leiden tot een weigering van de vergunning (zie<br />
hierover ook A.B. Blomberg in haar noot bij ABRvS<br />
19 september 2007, AB 2008/190). Nadere bestudering<br />
van uitspraken waarin de beroepsgrond van gevaar van<br />
verspreiding van besmettelijke dierziekten wordt aange-<br />
voerd, leert dat een dergelijk beroep zelden tot succes<br />
leidt. Vrijwel altijd overweegt de Afdeling dat niet aanneme-<br />
lijk is gemaakt dat er nadere voorschriften aan de milieu-<br />
vergunning hadden moeten worden verbonden, of dat de<br />
vergunning om die reden moet worden geweigerd (o.a.<br />
<strong>StAB</strong> 1 / <strong>2013</strong>