StAB Jurisprudentietijdschrift 2013, 1
StAB Jurisprudentietijdschrift 2013, 1
StAB Jurisprudentietijdschrift 2013, 1
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
68 Ruimtelijke ordening<br />
artikel 1.9 van de Chw neergelegde relativiteitsbe-<br />
ginsel – niet van toepassing op het projectbesluit en<br />
de van rechtswege verleende bouwvergunning.<br />
artikel 3.10 Wro<br />
artikel Bijlage I Chw<br />
De rechtbank dient in dat kader op de eerste plaats de<br />
vraag te beantwoorden of de Chw in het onderhavige geval<br />
van toepassing is. Dienaangaande wordt als volgt overwo-<br />
gen. Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a,<br />
van de Chw, voor zover thans van belang, is afdeling 2<br />
van die wet van toepassing op alle besluiten die krachtens<br />
enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling<br />
of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde<br />
categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten. In<br />
bijlage I van de Chw is als categorie 3.1, zoals geldend<br />
ten tijde hier in geding, opgenomen: ontwikkeling en ver-<br />
wezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling<br />
3.1 of afdeling 3.3 van de Wro ten behoeve van de bouw<br />
van meer dan 20 woningen in een aaneengesloten gebied<br />
of de herstructurering van woon- en werkgebieden. Naar<br />
dezerzijds oordeel beperkt categorie 3.1 van bijlage I bij<br />
de Chw zich niet tot herstructurering van een gebied dat<br />
als zowel woon- als werkgebied dient te worden aange-<br />
merkt. De rechtbank acht daarbij van belang dat uit de<br />
parlementaire geschiedenis bij de Chw blijkt dat deze wet<br />
een breed scala aan ruimtelijke projecten omvat, waaron-<br />
der bedrijventerreinen (Memorie van Antwoord, Tweede<br />
Kamer 2009-2010, 32 127, C, p. 8). Voorts verwijst de<br />
rechtbank in dit kader naar de uitspraak van de Afdeling<br />
van 23 maart 2011 (LJN BP8759), waarin (uitsluitend)<br />
sprake was van herstructurering van een woongebied en<br />
waarbij om die reden de Chw van toepassing was. In de<br />
uitspraak van de Afdeling van 2 mei 2012 (LJN BW4515)<br />
werd geoordeeld dat de Chw niet van toepassing was, nu<br />
de aanleiding van dat project uitsluitend was gelegen in<br />
de noodzaak tot herhuisvesting van de Stichting Maatschap-<br />
pelijke Opvang Voorziening en het projectbesluit niet was<br />
genomen ten behoeve van een planologische herstructu-<br />
rering van het betreffende bedrijventerrein. De rechtbank<br />
vindt in voornoemde uitspraak aldus aanknopingspunten<br />
voor het oordeel dat de Chw van toepassing kan zijn in<br />
het geval waarin van planologische herstructurering van<br />
een bedrijventerrein wel (enkel) sprake is. De rechtbank<br />
is desalniettemin van oordeel dat in het onderhavige geval<br />
de Chw niet van toepassing is. In dat kader overweegt de<br />
rechtbank op de eerste plaats dat aanleiding voor deze<br />
wetgeving blijkens de Memorie van Toelichting kan worden<br />
gevonden in het feit dat een specifiek probleem in het<br />
ruimtelijk domein wordt gevormd door de complexiteit en<br />
de stroperigheid van besluitvorming, die ervoor zorgen<br />
dat urgente projecten vertragen (Tweede Kamer 2009-<br />
2010, 32 127, nr. 3, p. 2). Uit de Memorie van Antwoord<br />
blijkt dat projecten die onder het regime van de Chw kun-<br />
nen worden gebracht aan een aantal criteria moeten vol-<br />
doen (Tweede Kamer 2009-2010, 32 127, C, p. 8):<br />
– Het moet gaan om urgente ruimtelijke vraagstukken.<br />
– Het project moet bijdragen aan werkgelegenheid,<br />
duurzaamheid en/of versterking van de economische<br />
structuur.<br />
– De uitvoering moet voor 2014 kunnen starten.<br />
– Het moet om een duidelijk en vastomlijnd project gaan.<br />
– Er moeten juridische belemmeringen spelen, waarvoor<br />
de Chw een oplossing biedt.<br />
Weliswaar heeft verweerder gesteld dat het onderhavige<br />
projectbesluit is genomen vanuit een oogpunt van ruimte-<br />
lijke ontwikkeling van het plangebied, werkgelegenheid en<br />
economie, alsmede vanuit een promotionele waarde voor<br />
de gemeente, maar van enig urgent ruimtelijk vraagstuk<br />
is naar dezerzijds oordeel niet gebleken. In het verweer-<br />
schrift is daarover gesteld dat het project ziet op een<br />
belangrijke ruimtelijke invulling van een deel van het plan-<br />
gebied Gardenz dat urgent kan en moet worden aange-<br />
pakt. Verweerder heeft echter geen dan wel onvoldoende<br />
feiten en omstandigheden genoemd, noch enig stuk<br />
overgelegd, waaruit deze urgentie blijkt. Evenmin is<br />
anderszins gebleken dat het projectbesluit is genomen<br />
ten behoeve van een planologische herstructurering van<br />
het bedrijventerrein, waarvan Gardenz deel uit maakt.<br />
Daarentegen heeft het projectbesluit enkel betrekking op<br />
de (uitbreiding van de) Hornbach. Het enkele feit dat een<br />
dergelijke uitbreiding op zichzelf gevolgen zal hebben voor<br />
het gehele bedrijventerrein is onvoldoende om van her-<br />
structurering te spreken. Evenmin is voldoende dat tevens<br />
een verdere integratie van Hornbach en Gardenz wordt<br />
beoogd, nu, zoals reeds overwogen, de aanleiding van<br />
het project naar dezerzijds oordeel uitsluitend is gelegen<br />
in de gewenste uitbreiding van de Hornbach. Nog daarge-<br />
laten de vraag of sprake is van een project dat bijdraagt<br />
aan werkgelegenheid en versterking van de economische<br />
structuur, is de rechtbank reeds op grond van het voor-<br />
gaande van oordeel dat de uitbreiding van de Hornbach<br />
niet kan worden aangemerkt als een project in de zin van<br />
(categorie 3.1 in bijlage I bij) de Chw. Derhalve is de Chw<br />
<strong>StAB</strong> 1 / <strong>2013</strong>