22.09.2013 Views

StAB Jurisprudentietijdschrift 2013, 1

StAB Jurisprudentietijdschrift 2013, 1

StAB Jurisprudentietijdschrift 2013, 1

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

het programma naar aanleiding van die rapportages aan<br />

te passen, kan dit mogelijk meebrengen dat het pro-<br />

gramma niet langer kan worden geacht te zijn gericht op<br />

het bereiken van de grenswaarden. De Afdeling ziet geen<br />

grond voor het oordeel dat deze situatie zich op dit<br />

moment voordoet.<br />

20.11. Exploitatiemaatschappij Hoeksche Waard en<br />

Transportbedrijf Van Vliet hebben niet aannemelijk gemaakt<br />

dat het redelijkerwijs niet mogelijk is de in bijlage 2 van<br />

de Wet milieubeheer gestelde grenswaarden op de<br />

betrokken data te halen. Dit betekent dat exceptieve<br />

toetsing van het NSL aan artikel 5.12 van de Wet milieu-<br />

beheer niet tot de conclusie leidt dat het NSL buiten toe-<br />

passing moet blijven. Uit artikel 5.16 van de Wet milieube-<br />

heer volgt dat geen afzonderlijke toetsing aan de in bijlage<br />

2 bij de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarden hoeft<br />

plaats te vinden. Deze grenswaarden vormen dus geen<br />

beletsel om de aanleg van de Rotterdamsebaan en de<br />

daarvoor benodigde wijzigingen van de infrastructuur<br />

doorgang te laten vinden.<br />

Anders dan Exploitatiemaatschappij Hoeksche Waard en<br />

Van Vliet Transport betogen, bestaat in dit kader geen<br />

ruimte voor een aanvullende werking van een goede<br />

ruimtelijke ordening. De Wet milieubeheer is immers op<br />

deze situatie van toepassing en voorziet in een uitputtende<br />

regeling.<br />

20.12. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in het<br />

aangevoerde geen aanleiding om de rechtsgevolgen van<br />

de plandelen met de bestemming “Verkeer – uit te werken<br />

bestemming” ter plaatse van de Verlengde Regulusweg<br />

niet in stand te laten.<br />

23. [appellant sub 9], Ranko, Metterwoon Vastgoed en<br />

[appellante sub 12] en de Raad Bouwontwikkeling betogen<br />

dat het bestemmingsplan voorziet in een directe mogelijk-<br />

heid tot de aanleg van wegen en dat ten onrechte geen<br />

hogere geluidgrenswaarden zijn vastgesteld bij de vaststel-<br />

ling van het bestemmingsplan.<br />

23.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat<br />

hogere geluidgrenswaarden, indien nodig, zullen worden<br />

vastgesteld bij de vaststelling van de uitwerkingsplannen.<br />

23.2. Anders dan [appellant sub 9], Ranko, Metterwoon<br />

Vastgoed en [appellante sub 12] en de Raad Bouwontwik-<br />

Ruimtelijke ordening<br />

keling betogen voorziet het bestemmingsplan niet in een<br />

directe mogelijkheid om de infrastructuur te wijzigen. Dit<br />

is eerst mogelijk na het uitwerken van de bestemming<br />

“Verkeer – uit te werken”.<br />

Ingevolge artikel 76, eerste lid, van de Wet geluidhinder,<br />

zoals dit luidde ten tijde van het nemen van het bestreden<br />

besluit, worden bij de vaststelling van een bestemmings-<br />

plan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gron-<br />

den, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, ter<br />

zake van de geluidsbelasting, vanwege de weg waarlangs<br />

die zone ligt, van de gevel van woningen, van andere<br />

geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige ter-<br />

reinen binnen die zone de waarden in acht genomen, die<br />

ingevolge artikel 82 en 100 als de ten hoogste toelaatbare<br />

worden aangemerkt. Gelet op deze bepaling heeft de raad<br />

zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat eventueel<br />

vast te stellen hogere waarden voor de dienstwoningen<br />

op de begraafplaats eerst bij het vaststellen van een uit-<br />

werkingsplan dienen te zijn vastgesteld. [appellant sub 9],<br />

Ranko, Metterwoon Vastgoed en [appellante sub 12] en<br />

De Raad Bouwontwikkelingen hebben dit betoog terecht<br />

voorgedragen. De Afdeling overweegt dat hierin echter<br />

geen aanleiding wordt gevonden om de rechtsgevolgen<br />

van de plandelen die voorzien in de aanleg van de Rotter-<br />

damsebaan en de bijbehorende infrastructuur niet in stand<br />

te laten en overweegt hiertoe als volgt.<br />

23.3. Met de inwerkingtreding van de Crisis- en herstelwet<br />

is per 31 maart 2010 ook de Wet geluidhinder op een<br />

aantal onderdelen gewijzigd. Zo luidt artikel 76, eerste lid,<br />

van de Wet geluidhinder per 31 maart 2010:<br />

“Bij de vaststelling van een bestemmingsplan of van een<br />

wijzigings- of uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6,<br />

eerste lid, onder a of b, van de Wet ruimtelijke ordening<br />

dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden,<br />

behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, worden<br />

ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de weg waar-<br />

langs die zone ligt, van de gevel van woningen, van andere<br />

geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige ter-<br />

reinen binnen die zone de waarden in acht genomen, die<br />

ingevolge artikel 82 en 100 als de ten hoogste toelaatbare<br />

worden aangemerkt.”<br />

Op grond van ten tijde van deze uitspraak geldende wet-<br />

geving is het standpunt van de raad zoals weergegeven<br />

in 23.1 derhalve juist.<br />

<strong>StAB</strong> 1 / <strong>2013</strong><br />

81

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!