22.09.2013 Views

StAB Jurisprudentietijdschrift 2013, 1

StAB Jurisprudentietijdschrift 2013, 1

StAB Jurisprudentietijdschrift 2013, 1

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

76 Ruimtelijke ordening<br />

door de gemeente in een exploitatieplan kan worden<br />

verwerkt en aldus mede als locatie-eis planologisch<br />

kan worden vastgelegd tot op kavelniveau.”<br />

In artikel 13 van de exploitatieovereenkomst zijn locatie-<br />

eisen en afspraken ten aanzien van de inrichting en het<br />

bouw- en woonrijp maken van het gebied vastgelegd.<br />

3.3. Voor zover Ymere betoogt dat artikel 3, lid 3.2, onder<br />

m, van de planregels in strijd is met de door haar met de<br />

gemeente gesloten overeenkomst, overweegt de Afdeling<br />

het volgende. Deze overeenkomst kan niet leiden tot een<br />

verplichting van de raad om een planregel vast te stellen<br />

die de raad niet in overeenstemming met een goede<br />

ruimtelijke ordening acht. Dit zou zich immers niet verdra-<br />

gen met de door de wetgever in artikel 3.1 van de Wro<br />

aan de raad toegekende bevoegdheid om, in het belang<br />

van een goede ruimtelijke ordening, bestemmingsplannen<br />

vast te stellen na het volgen van de daartoe in deze wet<br />

dwingend voorgeschreven en met waarborgen omklede<br />

procedure. De definitieve beslissing over de vaststelling<br />

van het bestemmingsplan kan mede afhankelijk van alle<br />

in de loop van de procedure naar voren gekomen feiten<br />

en belangen – ook de mogelijke belangen van derden –<br />

anders uitvallen dan van gemeentewege bij het sluiten van<br />

de overeenkomst is ingeschat. Dat tussen Ymere en de<br />

gemeente een overeenkomst is gesloten, is wel een<br />

omstandigheid die de raad bij de vaststelling van het plan<br />

in zijn overwegingen dient te betrekken.<br />

3.4. Uit de stukken blijkt dat ten tijde van de vaststelling<br />

van het plan ondanks langdurige en voortgaande onder-<br />

handelingen tussen Ymere en de gemeente met betrekking<br />

tot de locatie “Torens 3 en 4" nog geen exploitatieovereen-<br />

komst was gesloten voor de ontwikkeling van deze locatie.<br />

Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het<br />

standpunt kunnen stellen dat ondanks de exploitatieover-<br />

eenkomst van 11 november 2009 inzake de locatie<br />

“C100” onvoldoende zeker was dat in geval sociale<br />

woningbouw op de locatie “C100” achterwege zou blijven<br />

daarvoor compensatie zou plaatsvinden bij de ontwikkeling<br />

van de locatie “Torens 3 en 4”. Dat, zoals Ymere betoogt,<br />

in rechte nakoming van de exploitatieovereenkomst van<br />

11 november 2009 zou kunnen worden gevorderd, neemt<br />

niet weg dat de raad in het kader van dit plan rekening<br />

diende te houden met het in de Woonvisie opgenomen<br />

uitgangspunt om bij nieuwbouw te voorzien in 30 % sociale<br />

woningbouw.<br />

Gelet op het vorenstaande heeft de raad in redelijkheid<br />

artikel 3, lid 3.2, onder m, van de planregels kunnen<br />

vaststellen.<br />

Annotatie<br />

De gemeenteraad van de gemeente Zaanstad heeft door<br />

middel van een globaal bestemmingsplan met uitwerkings-<br />

plicht de bouw van 64 woningen mogelijk gemaakt. Ymere<br />

is de beoogd ontwikkelaar van het plan. Zij is eigenaresse<br />

van de grond waarop de woningen zullen worden gereali-<br />

seerd. Ymere is het niet eens met de uitwerkingsregel die<br />

voorschrijft dat ten minste 30% van de woningen in de<br />

sociale sector moet worden gebouwd. Ymere betoogt<br />

onder meer dat de gemeenteraad deze uitwerkingsregel<br />

niet heeft mogen vaststellen, omdat de uitwerkingsregel<br />

in strijd zou zijn met de anterieure overeenkomst die zij<br />

met de gemeente heeft gesloten. Volgens Ymere zijn<br />

partijen overeengekomen dat in het plangebied uitsluitend<br />

vrijesectorwoningen worden gerealiseerd. De gemeente-<br />

raad bestrijdt dat. De Afdeling citeert in rechtsoverweging<br />

3.2 weliswaar een aantal bepalingen uit de anterieure<br />

overeenkomst, maar beoordeelt verder niet of de uitwer-<br />

kingsregel met deze bepalingen in strijd is. Uit rechtsover-<br />

weging 3.3 volgt dat het antwoord op die vraag voor de<br />

beoordeling van de rechtmatigheid van de uitwerkingsregel<br />

maar beperkt relevant is. De Afdeling overweegt namelijk<br />

dat een anterieure overeenkomst niet kan leiden tot een<br />

verplichting van de gemeenteraad om een planregel vast<br />

te stellen die hij niet in overeenstemming met een goede<br />

ruimtelijke ordening acht. Dat er tussen partijen een<br />

anterieure overeenkomst is gesloten, is wel een omstan-<br />

digheid die de gemeenteraad bij de vaststelling van het<br />

bestemmingsplan in zijn overwegingen dient te betrekken,<br />

aldus de Afdeling. Een andere uitkomst is eigenlijk niet<br />

denkbaar. Op grond van artikel 3.1 Wro dienen bestem-<br />

mingsplannen in het belang van een goede ruimtelijke<br />

ordening te worden vastgesteld. Een bestemmingsplan<br />

kent een uitgebreide voorbereidingsprocedure en tegen<br />

het vastgestelde bestemmingsplan kunnen bestuursrech-<br />

telijke rechtsmiddelen worden aangewend. Als door middel<br />

van een overeenkomst de inhoud van een bestemmings-<br />

plan dwingend zou kunnen worden voorgeschreven, zou<br />

het wettelijk systeem van de Wro doorkruist worden. Bij<br />

het besluit omtrent de vaststelling van een bestemmings-<br />

plan beschikt de gemeenteraad over veel beleidsvrijheid.<br />

De gemeenteraad dient alle ruimtelijk relevante belangen<br />

bij zijn besluit te betrekken. Volgens de Afdeling is een<br />

<strong>StAB</strong> 1 / <strong>2013</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!