VOORLEZING VAN PAULUS's BRIEF AAN DE GALATEN,1531
VOORLEZING VAN PAULUS's BRIEF AAN DE GALATEN,1531
VOORLEZING VAN PAULUS's BRIEF AAN DE GALATEN,1531
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
ze niet waarom het gaat in de beloften aan de vaderen, maar wij moeten daar wel<br />
goed op letten. Het gaat er dus om, dat God niet met Abraham over de wet spreekt,<br />
niet over dingen die gedaan moeten worden, maar over dingen die geloofd moeten<br />
worden; God geeft hem beloften die in het geloof aangegrepen moeten worden. En<br />
wat doet Abraham? Hij gelooft deze beloften. En wat doet God voor de gelovige<br />
Abraham? Hij rekent hem dat geloof tot gerechtigheid en voegt er bovendien nog<br />
meer beloften aan toe: 'Ik ben uw beschermer', 'In u zullen gezegend worden', 'Gij<br />
zult een vader van vele volken zijn', 'Zo zal uw zaad zijn'. Deze argumenten zijn<br />
onweerlegbaar, daar mag je geen gekheid mee uithalen als je de woorden van de<br />
Schrift zorgvuldig en ernstig gaat overdenken.<br />
3:9 Zo dan, die uit het geloof zijn, worden gezegend met de gelovige Abraham.<br />
Alle kracht en alle nadruk ligt op het woord 'met de gelovige Abraham'. Heel<br />
duidelijk maakt de Schrift onderscheid tussen twee Abrahams; uit één en dezelfde<br />
persoon maakt zij er twee, alsof zij wil zeggen: de ene is de Abraham die werken<br />
doet, en de andere is de Abraham die gelooft. Met de Abraham van de werken<br />
hebben we niets te maken, want als die uit de werken gerechtvaardigd is, dan heeft<br />
hij roem, maar niet bij God. Hij mag voor mijn part tot de Joden behoren, die<br />
Abraham, die in de lijn der geslachten staat en die de werken doet, besneden is en de<br />
wet houdt; bij ons behoort die andere Abraham, de gelovige, van wie de Schrift zegt,<br />
dat hij door zijn geloof de zegen van de gerechtigheid verkregen heeft en dat hij de<br />
belofte van diezelfde zegen overgebracht heeft op allen die geloven zoals hij. Verder<br />
wordt aan de gelovige Abraham de wereld beloofd, maar dan ook alleen maar aan de<br />
gelovige Abraham. En zo moet de gehele wereld gezegend worden, dat wil zeggen<br />
de toerekening van de gerechtigheid ontvangen, als zij gelooft zoals Abraham.<br />
De zegen is niets anders dan de belofte van het Evangelie. Dat alle volken gezegend<br />
worden, betekent dat alle volken de Goddelijke zegen horen, dus dat de belofte<br />
gepredikt en door middel van het Evangelie onder alle volken verbreid wordt. Uit<br />
deze schriftplaats hebben de profeten vele geestelijke profetieën geput, zoals Psalm<br />
19:5: 'Door alle landen is hun roepen uitgegaan.' Kortom, alle trofeeën over het rijk<br />
van Christus en over de verbreiding van het Evangelie in de gehele wereld vloeien<br />
voort uit deze tekst 'in u zullen gezegend worden' (Genesis 12:3). Dat de volken<br />
gezegend zullen worden, betekent dat aan hun de gerechtigheid geschonken wordt en<br />
dat zij als rechtvaardig voorgesteld worden, wat alleen door het Evangelie<br />
geschieden kan. (...)<br />
Zegenen is dus dit: het Evangelie onderwijzen en prediken, Christus belijden en de<br />
kennis omtrent Hem aan anderen doorgeven. Dat is het priesterlijke ambt en tegelijk<br />
het offer van de kerk in het Nieuwe Testament, dat zij deze zegen uitdeelt door de<br />
prediking, door het beheer over de sacramenten, door de absolutie, door het geven<br />
van troost en door de boodschap van het Genadewoord. Ook Abraham had dat<br />
Woord, het was zijn zegen; hij moest het alleen geloven om de zegen te ontvangen.<br />
En zo worden ook wij in het geloof gezegend. Deze zegen is roem, niet voor de<br />
wereld, maar voor God. (...)<br />
Wij ontkennen niet, dat Christus ook een voorbeeld is dat de vromen moeten<br />
navolgen en dat men goede werken moet doen, maar daardoor wordt men niet<br />
rechtvaardig voor God. Paulus voert deze discussie ook niet om te zeggen wat wij<br />
moeten doen, maar hoe wij gerechtvaardigd worden. En dan moeten we ons alleen<br />
Christus voor ogen stellen, in Zijn dood voor de zondaars en in Zijn opstanding voor<br />
onze gerechtigheid. Als het om de vraag van de rechtvaardiging gaat, moeten wij