VOORLEZING VAN PAULUS's BRIEF AAN DE GALATEN,1531
VOORLEZING VAN PAULUS's BRIEF AAN DE GALATEN,1531
VOORLEZING VAN PAULUS's BRIEF AAN DE GALATEN,1531
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
van onze goederen uitgesloten zijn. Want het is onmogelijk, dat de werkelijk vromen<br />
het zouden kunnen verdragen dat hun herders gebrek lijden. Maar omdat ze<br />
tegenwoordig lachen en zich erover verheugen als de herders wat ontbering moeten<br />
lijden en omdat ze weigeren in hun levensonderhoud te voorzien of niet zo trouw<br />
geven als nodig zou zijn, staat het vast dat ze slechter zijn dan de heidenen. Maar wat<br />
deze ondankbaarheid voor ellende tot gevolg zal hebben, dat zullen ze spoedig<br />
ervaren. Dan zullen ze beide verliezen, het stoffelijke goed en de geestelijke<br />
goederen. Want op deze zonde moeten noodzakelijkerwijs de zwaarste straffen<br />
volgen. En ik geloof inderdaad dat de gemeenten in Galatië, in Korinthe, enz. om<br />
geen andere reden zo in de war gebracht werden door de valse apostelen, dan omdat<br />
zij hun ware leraars verwaarloosd hebben. Tenslotte geschiedt diegene geheel recht,<br />
die aan God, Die de Schenker is van alle goederen en het eeuwige leven, het centje<br />
ontzegt, als hij daarna aan de duivel, van wie wij alle ongeluk en de eeuwige dood te<br />
verwachten hebben, de gulden moet geven. Wie God in het geringe niet wil dienen<br />
tot zijn eigen grote voordeel, die moet tot zijn schade en schande de duivel dienen<br />
met grote en zware moeite. Nu het Woord ons verlicht, zien wij pas goed wat de<br />
duivel en de wereld zijn. (...)<br />
6:7 Dwaalt niet, God laat Zich niet bespotten ...<br />
De apostel behandelt deze tekst, die over het levensonderhoud van de leraars gaat,<br />
met zo diepe ernst, dat hij aan de berisping en vermaning nog een bedreiging<br />
toevoegt. Hij zegt: 'God laat zich niet bespotten.' Paulus treft midden in de roos de<br />
levenswijze van de onzen, die in zelf verzekerdheid ons ambt verachten en denken<br />
dat het over een grap of een soort spel gaat. Daarom beogen ze (vooral de adel) hun<br />
herders en leraars als veile slaven dienstbaar te maken. Als wij niet zo'n vrome en<br />
waarheidsminnende vorst zouden hebben, zouden zij ons reeds lang uit deze landen<br />
verdreven hebben. Als de herders hun loon eisen of erover klagen dat ze gebrek<br />
lijden, schreeuwen zij: de priesters zijn hebzuchtig, van alles willen zij overvloed<br />
hebben, niemand kan hun onverzadigbare hebzucht bevredigen. Als ze echt<br />
evangelisch waren, dan zouden zij niets voor zichzelf houden, maar moesten als arme<br />
lieden de arme Christus volgen en alle ontbering verdragen, enz. Tot deze goede<br />
lieden, die zo redeneren en toch voor evangelisch aangezien willen worden, alsof zij<br />
God op het hoogst vereren - terwijl het allemaal spot is - spreekt Paulus hier<br />
verschrikkelijke en dreigende woorden. 'Dwaalt niet, God laat zich niet bespotten.'<br />
Alsof Paulus wilde zeggen: jullie zullen niet God bedriegen, maar jezelf. Jullie zullen<br />
niet God uitlachen, maar Hij lacht om jullie (Psalm 2:4). (...) Maar de woeste<br />
edellieden en het boerenvolk zijn van deze bedreiging volstrekt niet onder de indruk,<br />
zij zullen het echter merken, als het doodsgevaar dreigt, of zij ons (maar toch niet<br />
ons, maar zoals Paulus zegt, God Zelf) of zichzelf bespot hebben. Verder zal God,<br />
ons Zijn dienaren, niet van honger laten omkomen, maar als de rijken gebrek hebben<br />
en hongeren, zal Hij ons weiden en ook in dagen van honger verzadigen.<br />
6:7 ... want zo wat de mens zaait, dat zal hij ook maaien.<br />
Deze gehele tekst heeft betrekking op de zinsnede over het onderhoud van de<br />
dienaren van het Woord. Ik leg zulke teksten niet graag uit, want ze schijnen ons aan<br />
te bevelen, zoals zij dan ook werkelijk doen. Verder valt de schijn van hebzucht op<br />
hem, die zulke woorden wat zorgvuldiger bij zijn hoorders inprent. Maar de mensen<br />
moeten toch ook in deze zaak onderwezen worden, opdat zij weten, dat zij hun<br />
leraars eer en levensonderhoud schuldig zijn. Dat leert ook Christus in Lukas 10:7:<br />
'Eet en drinkt wat zij u voorzetten, want de arbeider is zijn loon waardig.' Paulus zegt<br />
in 1 Korinthe 9:13 e.v.: 'Weet gij niet, dat zij, die in het heiligdom werkzaam zijn,