ram213-beschermingsprogramma-archeologie-2013
ram213-beschermingsprogramma-archeologie-2013
ram213-beschermingsprogramma-archeologie-2013
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
128<br />
—<br />
12.3.2 Resultaten van het veldwerk<br />
RUG-onderzoekslocatie 1<br />
Het bosperceel waar ‘RUG-onderzoekslocatie 1’<br />
in ligt, is begroeid met sparren, dennen en enkele<br />
berken. De ondergroei bestaat voornamelijk<br />
uit braamstruiken. Op de wallen staan eiken. In<br />
het perceel zijn enkele dierenholen op vondstmateriaal<br />
geïnspecteerd, maar zonder resultaat.<br />
De wallen zijn zeer goed zichtbaar.<br />
In het centrum van het perceel zijn twee kleine<br />
profielkuilen gegraven. Uit de boringen en de<br />
profielputten is gebleken dat het perceel tot<br />
een diepte van 70 cm is verstoord. In de profielen<br />
van de gegraven kuilen was duidelijk te zien<br />
dat het oorspronkelijk bodemprofiel volledig is<br />
gekeerd (afb. 12.7 en afb. 12.8). Deze omkering<br />
is waarschijnlijk het gevolg van ontginningswerkzaamheden,<br />
ergens in het begin van de<br />
twintigste eeuw. De omkering van het bodemprofiel<br />
lijkt in één keer tot stand te zijn gekomen:<br />
we denken dan ook aan een eenmalige<br />
bewerking met een stoomploeg. Deze bewerking<br />
heeft niet geleid tot nivellering van de wallenstructuur:<br />
deze zijn nog zeer goed zichtbaar<br />
in het bos.<br />
RUG-onderzoekslocatie 2<br />
Het perceel is begroeid met dennen en heeft<br />
weinig lage ondergroei. In het perceel zijn enkele<br />
dierenholen geïnspecteerd, maar dat leverde<br />
geen vondstmateriaal op. Het perceel<br />
sluit aan de oostzijde aan op beschermd monument<br />
45398. Het natuurlijke, naar het noorden<br />
aflopende reliëf zorgt ervoor dat de noordelijke<br />
helling van de walletjes wordt geaccentueerd,<br />
terwijl de zuidelijke helling vrijwel onzichtbaar<br />
is. Door deze situering hebben de walletjes<br />
meer het karakter van graften dan van wallen<br />
rond een veldje. De wallen zijn nog zeer goed<br />
zichtbaar.<br />
Vervolgens heeft de RCE een raai van elf boringen<br />
gezet (nr. 19 t/m 29). De oriëntatie van deze<br />
raai was grofweg noordoost-zuidwest, dat wil<br />
zeggen: haaks op het patroon dat op het AHN<br />
zichtbaar was en zo gericht, dat er een veld, een<br />
wal, een veld, een wal en een veld in de onderzoekslijn<br />
lag (afb. 12.9). In de boringen is ter<br />
hoogte van de veldjes in een lemige, grofzandige<br />
en grindige bodem een holtpodzolprofiel<br />
aangetroffen. Het bodemprofiel is grotendeels<br />
intact, hoewel de bovenste 15 cm (A- en<br />
E-horizont) misschien enigszins zijn gehomogeniseerd.<br />
Dit kan echter ook het gevolg zijn van<br />
de sterke bioturbatie die gebruikelijk is in dit<br />
Afb. 12.7 Gekeerd bodemprofiel ter hoogte van een van de<br />
veldjes (onderzoekslocatie 1: foto Groninger Instituut<br />
voor Archeologie).<br />
Afb. 12.8 Gekeerd bodemprofiel ter hoogte van een van<br />
de wallen (onderzoekslocatie 1: foto Groninger Instituut<br />
voor Archeologie).