29.10.2014 Views

ram213-beschermingsprogramma-archeologie-2013

ram213-beschermingsprogramma-archeologie-2013

ram213-beschermingsprogramma-archeologie-2013

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

47<br />

—<br />

Put 1, vlak 102<br />

2 3<br />

4 5 6 7 8 9 m<br />

m NAP<br />

27,0<br />

26,9<br />

26,8<br />

26,7<br />

26,6<br />

26,5<br />

26,4<br />

26,3<br />

26,2<br />

26,1<br />

26,0<br />

25,9<br />

25,8<br />

25,7<br />

25,6<br />

25,5<br />

S5004<br />

M2<br />

M3<br />

M4<br />

S5005<br />

S5007<br />

S5001<br />

S5002<br />

M5<br />

S5006<br />

S5003<br />

M6<br />

M7<br />

M8<br />

Verstoord<br />

Veen<br />

Humeus zand,<br />

vertrapte beekafzetting<br />

Zand<br />

Hout<br />

S5001<br />

M3<br />

Spoornummer<br />

Monsternummer<br />

Monster<br />

Put 1, vlak 102<br />

14<br />

13<br />

12<br />

36<br />

Afb. 3.4 Dwarsprofiel (no) van put 1 van het onderzoek van de Tungelroysche Beek in 2010.<br />

klein (doorsnede minder dan 10 m).<br />

Aannemelijk is dat nederzettingen uit latere perioden<br />

op de aangrenzende, hogere delen van<br />

het landschap hebben gelegen.<br />

Bewoningssporen kunnen dan ook worden verwacht<br />

op de rand van het beekdal, op enige afstand<br />

van de huidige beekloop.<br />

Daarnaast is het, gelet op de vondstmelding uit<br />

de jaren veertig van de vorige eeuw, mogelijk dat<br />

ter plaatse van de vindplaats een beekovergang<br />

heeft gelegen in de vorm van een voorde of brug.<br />

Ter plaatse van put 1 zijn aanwijzingen voor verrommeling<br />

van het vondstniveau en vermenging<br />

van vondsten uit verschillende perioden,<br />

mogelijk als gevolg van betreding. Dit zou een<br />

aanwijzing kunnen zijn voor een (nabijgelegen)<br />

nederzetting en/of beekovergang. Andere activiteiten<br />

die kunnen worden geassocieerd met<br />

het beekdal of de periferie van nederzettingen<br />

zijn echter ook goed mogelijk. Voor de aangrenzende,<br />

hoger gelegen rand van het beekdal<br />

dient rekening te worden gehouden met verstoringen<br />

van het bodemprofiel ten gevolge<br />

van agrarisch grondgebruik (bijvoorbeeld aspergeteelt)<br />

en afgraving in verband met zandwinning.<br />

3.2.4 Onderzoeksvragen veldwerk<br />

Op basis van bovenstaande gespecificeerde verwachting<br />

voor het onderzoeksgebied is in het<br />

plan van aanpak een aantal vragen opgesteld.47<br />

Gezien het uitgangspunt ‘behoud in situ’, de al<br />

beschikbare informatie over het terrein (zie verder)<br />

en de toegezegde medewerking van<br />

Natuurmonumenten in het geval van bescherming,<br />

is volstaan met beperkt, niet-destructief<br />

veldwerk. Dit betekent dat alleen verkennende<br />

(geo-archeologische) boringen en een oppervlaktekartering<br />

zijn uitgevoerd. Doel van het<br />

boren was het vaststellen van de opbouw en<br />

gaafheid van de bodem, met het oog op het begrenzen<br />

van het gebied met (verwachte) behoudenswaardige<br />

archeologische resten.<br />

De onderzoeksvragen waren:<br />

1. Wat is de opbouw van de bodem in het beekdal,<br />

op de flank van het beekdal naar de dekzandrug<br />

en op deze rug zelf?<br />

2. In welke zone kunnen eventueel organische<br />

resten worden verwacht?<br />

3. Welke condities zijn bepalend geweest voor<br />

het behoud van het botmateriaal in het door<br />

RAAP onderzochte deel van het beekdal?<br />

47 Rensink, Schreurs & De Kort 2011.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!