03.05.2013 Views

2004/I - Larcier

2004/I - Larcier

2004/I - Larcier

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

De hernieuwing kan slechts toegestaan worden<br />

als een vergunning op proef en voor een duurtijd<br />

van maximum 1 jaar. Als bijkomende beperking<br />

mag de einddatum van de vergunning op proef<br />

niet vallen na 31 december 1998 of niet meer dan<br />

1 jaar na de einddatum van de te hernieuwen vergunning.<br />

Opmerkingen:<br />

* De bevoegde overheden dienen erover te waken<br />

dat de procedure voor het treffen van een definitieve<br />

beslissing tijdig wordt ingezet, teneinde de<br />

definitieve beslissing te kunnen treffen voor het<br />

verstrijken van de vergunning op proef (cfr.<br />

artikel 40 van titel I van het VLAREM).<br />

* Artikel 30, § 4, van titel I van het VLAREM staat<br />

alleen een vergunning op proef toe als er geen<br />

bouwvergunning vereist is voor de inrichting of<br />

voor dat gedeelte van de inrichting dat het voorwerp<br />

uitmaakt van de vergunningsaanvraag. Dit<br />

betekent dat gecombineerde aanvragen van hernieuwing/verandering<br />

van de vergunning met<br />

daaraan gekoppeld bouwvergunningplichtige<br />

veranderingswerken in 1996 niet vergund kunnen<br />

worden.<br />

* Er kan geen hernieuwing van een vergunning<br />

verleend worden, indien de vergunning om een of<br />

andere reden (bv. meer dan twee jaar niet in exploitatie)<br />

reeds van rechtswege vervallen zou zijn.<br />

(cfr. artikel 46 van titel I van het VLAREM).<br />

De jaarlijkse aangifte bij de Mestbank vormt hierbij<br />

een belangrijke basis om het van rechtswege<br />

vervallen van de vergunning vast te stellen (cfr.<br />

artikel 3, § 2, 1°, d), van het vergunningenbesluit).<br />

* Er kan geen hernieuwing van een vergunning<br />

gegeven worden van een inrichting die volgens<br />

het mestdecreet niet beschouwd kan worden als<br />

een bestaande veeteeltinrichting of waarvan de<br />

jaarlijkse aangifte bij de Mestbank voor één of<br />

meer van de voorbije drie aanslagjaren niet gebeurd<br />

is.<br />

b) Volledige verplaatsing van een bestaande veeteeltinrichting<br />

horende bij een gezinsveeteeltbedrijf<br />

Er dient hierbij voldaan te worden aan de bepalingen<br />

van artikel 3, § 2, 2°, van het vergunningenbesluit.<br />

In het geval van volledige verplaatsing zijn er geen<br />

bepalingen opgenomen met betrekking tot de<br />

duurtijd van de nieuwe vergunning. Bijgevolg kan<br />

voor de nieuwe inrichting een vergunning van<br />

maximaal 20 jaar afgeleverd worden.<br />

Samenvoegen van vergunningen (bestaande veeteeltinrichting<br />

uitbreiden, mits stopzetten van vergunde<br />

activiteiten op een andere inrichting), gedeeltelijk<br />

verplaatsen van een inrichting (bijvoorbeeld<br />

alleen varkens) kan bijgevolg niet toegestaan<br />

worden.<br />

Verplaatsen van een veeteeltinrichting omwille<br />

van andere redenen dan de bepalingen van titel II<br />

van het VLAREM kan evenmin toegestaan worden.<br />

c) Verandering van een bestaande veeteeltinrichting<br />

horende bij een gezinsveeteeltbedrijf<br />

Het bedrijf waartoe de veeteeltinrichting behoort<br />

moet zowel voor als na de verandering voldoen<br />

aan de voorwaarden van gezinsveeteeltbedrijf.<br />

De vergunde mestproductie (uitgedrukt in<br />

kg P 2O 5) mag op de bestaande veeteeltinrichting<br />

niet stijgen ten gevolge van de verandering.<br />

Een eventuele uitbreiding van het aantal vergunde<br />

dieren voor een bepaalde VLAREM-indelingsrubriek<br />

moet bijgevolg steeds gekoppeld zijn aan<br />

een evenredige vermindering van een andere diersoort<br />

(uitgedrukt in kg P 2 O 5 ).<br />

Het regulariseren van een bestaande toestand<br />

houdt een stijging in van de vergunde productie<br />

en moet bijgevolg geweigerd worden.<br />

Tevens moet nauwlettend nagekeken worden of<br />

de oorspronkelijk afgeleverde vergunning nog<br />

volledig geldig is.<br />

Het opnieuw invullen (via het verbouwen of bijbouwen<br />

van stallen of via de omschakeling naar<br />

een andere diersoort) van de vergunning die van<br />

rechtswege vervallen is of van een deel van de vergunning<br />

dat van rechtswege vervallen is, moet<br />

eveneens beschouwd worden als een stijging van<br />

de mestproductie.<br />

Verder moet aan de voorwaarden van artikel 3,<br />

§2, 1°, van het vergunningenbesluit voldaan worden.<br />

De termijn van de vergunning voor de verandering<br />

kan overeenkomstig artikel 30, § 5, van titel I<br />

van het VLAREM toegestaan worden voor een bepaalde<br />

duur waarvan de einddatum deze van de<br />

lopende vergunning niet mag overschrijden.<br />

Voor elke vergunningsaanvraag met betrekking<br />

tot de VLAREM-indelingsrubrieken 9.3 t.e.m. 9.8<br />

die niet behoort tot een van bovenstaande gevallen<br />

moet een weigeringsbeslissing getroffen worden.<br />

3. Behandeling van meldingen ingediend na<br />

1 januari 1996<br />

3.1. Meldingen 3e klasse (mogelijk voor pelsdieren<br />

tot 300 dieren (rubriek 9.8))<br />

In het vergunningenbesluit zijn geen bijzondere<br />

bepalingen (beperkingen) opgenomen met betrekking<br />

tot het melden van een klasse 3 inrichting.<br />

In principe blijft de melding van een klasse 3 inrichting<br />

met betrekking tot de rubriek 9.8 bijgevolg<br />

mogelijk.<br />

Anderzijds moet elke klasse 3 inrichting voldoen<br />

aan de bepalingen van titel II van het VLAREM<br />

(artikel 3.1.1 van titel II van het VLAREM).<br />

Overeenkomstig artikel 5.9.3.1, § 1, van titel II van<br />

het VLAREM, is het exploiteren van een inrichting<br />

die is ingedeeld in de VLAREM-indelingsrubriek<br />

9.8 alleen toegelaten indien het een bestaande<br />

veeteeltinrichting betreft of het de omvorming be-<br />

MEST<br />

Omzendbrief 9 mei 1996<br />

treft van een bestaande landbouwinrichting tot<br />

een ingedeelde inrichting.<br />

Bijgevolg kan een melding klasse 3 slechts geakteerd<br />

worden, voorzover de melding betrekking<br />

heeft op een inrichting die beschouwd kan worden<br />

als een bestaande landbouw- of veeteeltinrichting.<br />

Om na te gaan of aan deze voorwaarde<br />

voldaan kan worden, moet advies gevraagd worden<br />

aan de Vlaamse Landmaatschappij (cfr.<br />

artikel 5.9.3.1, § 1, 2e lid, van titel II van het VLA-<br />

REM).<br />

3.2. Mededelingen van verandering van een inrichting<br />

klasse 1 of 2 (met betrekking tot de VLA-<br />

REM-indelingsrubrieken 9.3 t.e.m. 9.8)<br />

Alle mededelingen van verandering met betrekking<br />

tot de VLAREM-indelingsrubrieken 9.3 t.e.m.<br />

9.8 ingediend na 1 januari 1996 dienen op de onderstaande<br />

wijze behandeld te worden. De datum<br />

van indiening is de datum vermeld op het ontvangstbewijs<br />

of de postdatum in geval van een per<br />

post aangetekende zending.<br />

Het mestdecreet heeft een maximumgrens bepaald<br />

voor de difosforpentoxideproductie en de<br />

stikstofproductie afkomstig van de veestapel in<br />

het Vlaamse Gewest.<br />

Deze grens moet aangezien worden als het maximum<br />

aan mestproductie die in het Vlaamse Gewest<br />

nog aanvaard kan worden ten opzichte van<br />

het leefmilieu.<br />

Ingevolge de overschrijding van de maxima voor<br />

difosforpentoxide en stikstof op Vlaams niveau,<br />

moet elke verandering van een vergunde inrichting<br />

die een stijging van de mestproductie op de<br />

inrichting tot gevolg heeft, aangezien worden als<br />

een aantasting van het leefmilieu en het vergroten<br />

van de bestaande hinder.<br />

Dit betekent dat de bevoegde overheid deze mededeling<br />

van verandering niet mag akteren en bij<br />

gemotiveerde beslissing aan de betrokkene moet<br />

mededelen dat een vergunningsaanvraag moet<br />

worden ingediend.<br />

Deze vergunningsaanvraag zal vervolgens beoordeeld<br />

moeten worden zoals aangegeven is in<br />

punt 2 van deze omzendbrief.<br />

Voor alle duidelijkheid dient gesteld te worden<br />

dat de hierboven weergegeven regeling alleen<br />

geldt voor deze vergunningsaanvragen, meldingen<br />

en mededelingen (of die delen ervan) die betrekking<br />

hebben op de rubrieken 9.3 tot en met<br />

9.8 (dieren). Vergunningsdossiers (of delen ervan)<br />

van veeteeltbedrijven met betrekking tot andere<br />

vergunningplichtige activiteiten (bv. mestopslag,<br />

opslag van stookolie, stallen van voertuigen, enz.)<br />

vallen niet onder voormelde beperkingen. Hierop<br />

zijn alleen de Vlarem-regels van toepassing.<br />

Ik verzoek U, mevrouw, mijnheer de Gouverneur,<br />

deze omzendbrief ter kennis te willen brengen van<br />

alle gemeentebesturen van uw provincie en hem<br />

te publiceren in het bestuursmemoriaal van de<br />

provincie.<br />

314 Deel VII Editie <strong>2004</strong>/I (1 januari <strong>2004</strong>) – © <strong>Larcier</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!