03.05.2013 Views

2004/I - Larcier

2004/I - Larcier

2004/I - Larcier

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

De in artikel 43, § 2, zesde tot en met laatste lid, van het<br />

decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd<br />

op 22 oktober 1996, bedoelde afwijkingen kunnen<br />

in de bovenstaande gebieden geenszins worden toegestaan,<br />

tenzij in die gevallen waar de vermelde voorwaarde<br />

is vervuld.<br />

Verder kan als principe gehanteerd worden dat dergelijke<br />

afwijkingen weinig verantwoord zijn in een volgens<br />

het ontwerp-gewestplan of gewestplan als volgt vastgesteld<br />

gebied:<br />

–een natuurontwikkelingsgebied;<br />

– een parkgebied;<br />

– een bosgebied;<br />

– een brongebied;<br />

– een landschappelijk waardevol gebied;<br />

– een gebied met ecologische of bijzondere waarde of<br />

belang,<br />

tenzij in die gevallen waar:<br />

– de voor dat gebied bevoegde administratie een gunstig<br />

advies geeft;<br />

– de plaatselijke toestand een afwijking uit ruimtelijk<br />

oogpunt aanvaardbaar maakt.<br />

In elk geval, en dit geldt ook voor de hierboven niet opgesomde<br />

gebieden, zal de gemachtigde ambtenaar de<br />

afwijking enkel toestaan voor werken of handelingen<br />

die zonder invloed zijn op de toekomst, die met andere<br />

woorden geen afbreuk kunnen doen op het overeenkomstig<br />

het gewestplan te herziene gemeentelijke aanlegplan.<br />

3. Samengevat<br />

– Op plaatsen waar strijdigheid bestaat tussen de bestemmingsvoorschriften<br />

van een bijzonder plan van<br />

aanleg en deze van een later vastgesteld gewestplan,<br />

kunnen bouw- of verkavelingsvergunningen slechts<br />

worden verleend na eensluidend advies van de gemachtigde<br />

ambtenaar. Dergelijke aanvragen moeten dus de<br />

procedure ondergaan, die werd voorzien in artikel 43<br />

van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening.<br />

– Op plaatsen waar strijdigheid bestaat tussen de bestemmingsvoorschriften<br />

van een gemeentelijk plan van<br />

aanleg (zij het een algemeen plan van aanleg, zij het een<br />

bijzonder plan van aanleg) en deze van een later vastgesteld<br />

gewestplan, kan de toepassing van het artikel 43,<br />

§ 2, zesde tot en met laatste lid, van het decreet betreffende<br />

de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op<br />

22 oktober 1996 (artikel 79 van de wet van 29 maart<br />

1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening<br />

en van de stedenbouw) onder een zeker voorbehoud<br />

worden overwogen. Dit voorbehoud houdt in dat de gemachtigde<br />

ambtenaar bij de beoordeling van een aanvraag<br />

ten zeerste terughoudend zal zijn bij het toestaan<br />

van een afwijking op het gewestplan. Deze afwijking zal<br />

enkel worden toegestaan voor werken of handelingen<br />

die zonder invloed zijn op de toekomst, die met andere<br />

woorden geen afbreuk kunnen doen aan het overeenkomstig<br />

het gewestplan te herziene gemeentelijke aanlegplan.<br />

– De gemeenten dienen de nodige initiatieven te nemen<br />

om via een herziening de gemeentelijke plannen van<br />

aanleg die strijdige bepalingen bevatten met de later<br />

vastgestelde gewestplannen, dringend aan te passen.<br />

Blz: 1034 – Omzendbrief (RO/98/07) 31 juli 1998<br />

Omzendbrief (RO/98/07) 31 juli 1998<br />

over de afgifte van het ontvangstbewijs<br />

bij het indienen van een bouw- of verkavelingsaanvraag<br />

(B.S., 1 september 1998)<br />

Deze omzendbrief is bestemd voor:<br />

– De gouverneurs en leden van de bestendige deputatie;<br />

– De colleges van burgemeester en schepenen;<br />

– De ambtenaren van de administratie Ruimtelijke Ordening,<br />

Huisvesting en Monumenten en Landschappen.<br />

Deze omzendbrief handelt over de afgifte van het ontvangstbewijs<br />

bij het indienen van bouw- of verkavelingsaanvragen<br />

op het gemeentehuis.<br />

De wettelijke bepalingen daarover zijn terug te vinden in<br />

artikel 51 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening<br />

gecoördineerd op 22 oktober 1996 en luiden als<br />

volgt:<br />

«Behoudens in het bij artikel 46 bedoelde geval wordt de<br />

aanvraag op het gemeentehuis ingediend; indien het<br />

dossier volledig is, wordt dadelijk een ontvangstbewijs<br />

afgegeven.<br />

De aanvraag kan ook bij ter post aangetekende brief<br />

worden gedaan; binnen vijf dagen na ontvangst ervan<br />

zendt de gemeente aan de aanvrager bij ter post aangetekende<br />

brief een ontvangstbewijs of deelt hem op dezelfde<br />

wijze mede, dat zijn dossier niet volledig is.<br />

De Vlaamse Regering bepaalt aan welke voorwaarden<br />

een dossier moet voldoen om als volledig te worden beschouwd.»<br />

In het verleden is gebleken dat deze bepalingen niet<br />

steeds correct worden toegepast.<br />

Gevolg hiervan is dat de aanvangstermijn voor de procedure<br />

van de bouwaanvraag niet vastligt wat onoverkomelijke<br />

problemen kan stellen binnen het verder procedureverloop.<br />

Deze omzendbrief wil de nadruk leggen op het feit dat<br />

de afgifte niet afhangt van de goede wil van de gemeente<br />

maar een decretale verplichting is.<br />

Art. 51, 1e alinea, bepaalt: De aanvraag wordt op het gemeentehuis<br />

ingediend; indien het dossier volledig is,<br />

wordt dadelijk een ontvangstbewijs afgeleverd.<br />

Gezien de gemeente een volledigheidsonderzoek dient<br />

te doen bij de indiening van de bouwaanvraag, is het<br />

ontvangstbewijs gekoppeld aan de volledigheid.<br />

Anders gezegd: indien de gemeente oordeelt dat het<br />

dossier volledig is (loket-functie), wordt het ontvangstbewijs<br />

onmiddellijk afgegeven.<br />

De samenstelling van het dossier ligt duidelijk vast in de<br />

desbetreffende uitvoeringsbesluiten. Wat de bouwaanvragen<br />

betreft, worden in de omzendbrief RO 98/01 van<br />

13 februari 1998 de aanstiplijsten aangereikt als praktisch<br />

hulpmiddel voor de controle van de volledigheid;<br />

dit hulpmiddel is overigens zowel bestemd voor de aanvrager<br />

als voor de overheid.<br />

Bij het volledigheidsnazicht dient enkel nagegaan te<br />

worden of de nodige stukken in het dossier aanwezig<br />

zijn. Zijn deze stukken aanwezig, maar bevatten zij onvoldoende<br />

en/of verkeerde informatie, dan kan dit voor<br />

gevolg hebben dat het dossier in ongunstige zin dient afgehandeld<br />

te worden, omdat in de stukken de nodige<br />

elementen ter beoordeling ontbreken.<br />

RUIMTELIJKE ORDENING – Vlaanderen<br />

Omzendbrief (RO/98/07) 31 juli 1998<br />

Stukken met onvoldoende en/of verkeerde informatie<br />

mogen echter op zich geen aanleiding geven tot een<br />

weigering van de afgifte van het ontvangstbewijs. Een<br />

gemeente die het ernstig meent met haar eerstelijns loketfunctie<br />

zal de aanvrager uiteraard wel zo spoedig mogelijk<br />

wijzen op dergelijke tekortkomingen.<br />

Een paar voorbeelden.<br />

Voorbeeld 1:<br />

Vereist aantal foto's zijn aanwezig, doch geven niet de<br />

nodige gegevens weer.<br />

Het dossier is volledig doch zal eventueel ten gronde niet<br />

degelijk kunnen beoordeeld worden.<br />

Voorbeeld 2:<br />

Een openbaar onderzoek is vereist.<br />

Het dossier is volledig wanneer geconstateerd kan worden<br />

dat het onderzoek dient door te gaan en dat, wanneer<br />

vereist, de door de aanvrager te verrichten kennisgevingen<br />

zijn gebeurd.<br />

Het is bij het volledigheidsnazicht niet nodig dat de procedure<br />

beëindigd is, na te gaan of de procedure correct<br />

werd gevoerd, het onderzoek is afgehandeld, de bezwaren<br />

werden weerlegd, enz. ...<br />

De gemeente dient zelf het openbaar onderzoek te voeren.<br />

Doet zij dit niet en zendt zij het dossier door naar de<br />

behandelende administratie, dan kan deze laatste de<br />

aanvraag eventueel onvolledig verklaren of ongunstig<br />

adviseren bij de beoordeling ten gronde.<br />

Dit heeft echter niets te zien met de al dan niet afgifte<br />

van het ontvangstbewijs daar het voeren van de procedure<br />

van het openbaar onderzoek de loket-functie te<br />

buiten gaat.<br />

Deze voorbeelden worden enkel aangehaald om enerzijds<br />

de nadruk te leggen op het feit dat de aanvrager er<br />

alle belang bij heeft een degelijk dossier in te dienen, anderzijds<br />

om aan te tonen dat er geen enkel obstakel bestaat<br />

om, bij het indienen van een bouwaanvraag, een<br />

ontvangstbewijs af te leveren, gekoppeld aan een nazicht<br />

op volledigheid.<br />

Naast het indienen van de aanvraag aan het loket, is er<br />

nog een tweede mogelijkheid.<br />

Met name bepaalt art. 51, 2e alinea: De aanvraag kan<br />

ook bij ter post aangetekende brief worden gedaan; binnen<br />

vijf dagen na ontvangst ervan zendt de gemeente<br />

aan de aanvrager bij ter post aangetekende brief een ontvangstbewijs<br />

of deelt hem op dezelfde wijze mede, dat zijn<br />

dossier volledig is.<br />

Dit wil zeggen dat ook in dit geval de gemeente hoe dan<br />

ook het ontvangstbewijs dient af te leveren, uiteraard<br />

gekoppeld aan het volledigheidsnazicht.<br />

Tot slot wens ik te benadrukken dat het niet afleveren<br />

van het ontvangstbewijs een schending inhoudt van de<br />

rechten van de aanvrager.<br />

Immers, elke volgende stap in de procedure namelijk<br />

– toepassing art. 52: aanschrijven van de Gemachtigde<br />

ambtenaar;<br />

– toepassing art. 53: beroep bij de Bestendige deputatie<br />

beroep bij de Vlaamse Regering<br />

kan pas gezet worden na afgifte van een ontvangstbewijs.<br />

438 Deel VII Editie <strong>2004</strong>/I (1 januari <strong>2004</strong>) – © <strong>Larcier</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!