2004/I - Larcier
2004/I - Larcier
2004/I - Larcier
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Bij het beroepschrift dient gevoegd een voor eensluidend<br />
verklaard afschrift van het in artikel 31,<br />
§ 3 of artikel 31, § 4 bedoelde attest.<br />
§ 3. Het in § 1 bedoelde beroep schorst de bestreden<br />
beslissing.<br />
§ 4. Het in § 1 bedoelde beroep wordt behandeld<br />
volgens de volgende modaliteiten:<br />
1° het onderzoek naar de ontvankelijkheid geschiedt<br />
overeenkomstig de bepalingen van<br />
artikel 52, 1°;<br />
2° de adviesverlening, de uitspraak alsmede de bekendmaking<br />
geschiedt overeenkomstig de bepalingen<br />
van artikel 54, § 4, 2°, 3° en 4°.<br />
– Artikel 55, § 2 van Vlarem I betreft de uitvoering van artikel 36,<br />
§ 3, van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning.<br />
Deze decreetsbepaling houdt enkel in dat «de Vlaamse<br />
Regering de modaliteiten regelt van het beroep ...». De verzoekende<br />
partijen laten na in hun uiteenzetting te motiveren waarom<br />
zij van oordeel zijn dat de beroepstermijn aanvangt vanaf het<br />
ontvangen van de beroepen beslissing, in plaats van, zoals de<br />
tekst van artikel 55, § 2 van Vlarem I luidt, vanaf de verzending<br />
van die beslissing (R.v.St., schorsingsarrest nr. 59.916 van 6 juni<br />
1996, Bvba D.J. en Debaillie).<br />
– Wanneer het bestreden besluit niet antwoordt op het bezwaar<br />
van de verzoekende partij en het bestreden besluit bovendien<br />
met geen woord rept over de andere beroepsargumenten van de<br />
verzoekende partij, wordt aldus het door artikel 55 van Vlarem I<br />
aan de exploitant toegekende recht op beroep tegen een beslissing<br />
tot schorsing van een vergunning miskend (R.v.St., schorsingsarrest<br />
nr. 59.920, 6 juni 1996, BVBA Decorte).<br />
HOOFDSTUK XIV<br />
KOPPELING MILIEU- EN<br />
BOUWVERGUNNING<br />
Art. 56. De vergunning als bedoeld in [artikel 42<br />
van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening,<br />
gecoördineerd op 22 oktober 1996], voor<br />
een inrichting waarvoor overeenkomstig onderhavig<br />
besluit een milieuvergunning is vereist of<br />
die onderworpen is aan de meldingsplicht, wordt<br />
geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief<br />
is verleend of de melding niet is gebeurd.<br />
– Gewijzigd bij art. 4 B. Vl. Reg. 22 oktober 1996, B.S., 15 maart<br />
1997<br />
Art. 57. § 1. In geval van definitieve weigering<br />
van de aangevraagde milieuvergunning voor een<br />
inrichting of voor de verandering van een inrichting,<br />
die het voorwerp van de weigeringsbeslissing<br />
uitmaakt, en waarvoor krachtens [artikel 42<br />
van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening,<br />
gecoördineerd op 22 oktober 1996] een<br />
bouwvergunning is vereist, vervalt de bouwvergunning<br />
van rechtswege op de dag van de al of<br />
niet stilzwijgende weigeringsbeslissing in laatste<br />
aanleg.<br />
§ 2. Het in eerste lid bedoelde verval van de bouwvergunning<br />
wordt per ter post aangetekende zending<br />
of bij afgifte tegen ontvangstbewijs onverwijld<br />
meegedeeld aan de aanvrager van de milieuvergunning,<br />
de overheid die de bouwvergunning<br />
heeft verleend, alsmede aan de overheidsorganen<br />
die overeenkomstig artikel 20 advies over het dossier<br />
dienden te verlenen:<br />
– in geval de definitieve weigering in beroep werd<br />
beslist: door de overheid bedoeld in artikel 50, 3°<br />
en artikel 52, 3°, ieder voor wat de tot zijn beslissingsbevoegdheid<br />
behorende aanvragen betreft;<br />
– in geval van al of niet stilzwijgende weigeringsbeslissing<br />
in eerste aanleg waartegen geen beroep<br />
werd ingediend: door de overheid bedoeld in [...]<br />
artikel 35, 4° en artikel 36, 4°, ieder voor wat de<br />
tot zijn beslissingsbevoegdheid behorende aanvragen<br />
betreft.<br />
– § 1 gewijzigd bij art. 4 B. Vl. Reg. 22 oktober 1996, B.S.,<br />
15 maart 1997<br />
– § 2, tweede streepje, gewijzigd bij art. 55 B. Vl. Reg. 12 januari<br />
1999, B.S., 11 maart 1999, inwerkingtreding: 1 mei 1999<br />
(art. 83)<br />
HOOFDSTUK XV<br />
TOEZICHT<br />
Art. 58. Onverminderd de bevoegdheden van de<br />
officieren van gerechtelijke politie, en van de burgemeester<br />
houden de volgende ambtenaren, ieder<br />
wat hun opdracht betreft, toezicht op de toepassing<br />
van het decreet en zijn onderhavig en ander<br />
uitvoeringsbesluiten ervan, alsmede op de naleving<br />
van de milieuvergunning en van de<br />
voorwaarden die zijn opgelegd met het oog op de<br />
bescherming van de oppervlaktewateren tegen<br />
verontreiniging, volgens de regels bepaald in dit<br />
hoofdstuk:<br />
1° [de door de gemeente aangewezen agenten<br />
van de gemeentelijke politie en technische ambtenaren<br />
van de gemeente, ongeacht hun statuut,<br />
welke in het bezit zijn van het bekwaamheidsbewijs,<br />
bedoeld in artikel 61;]<br />
deze agenten en technische ambtenaren zijn gelast<br />
met het toezicht over de inrichtingen van klasse<br />
2 en 3; zij zijn tevens bevoegd voor de uitvoering<br />
van de technische controles bedoeld in<br />
artikel 62; wanneer deze technische controle betrekking<br />
heeft op en in de eerste klasse ingedeelde<br />
inrichting, zendt de voormelde agent of technische<br />
ambtenaar een afschrift van het proces-verbaal<br />
van de uitgevoerde technische controle binnen<br />
de vijf werkdagen aan [de in sub 2° bedoelde<br />
afdeling Milieu-inspectie];<br />
2° [de leidend ambtenaar van de AMINAL alsook<br />
de door de Vlaamse minister aangestelde ambtenaren<br />
van de afdeling Milieu-inspectie van de administratie<br />
Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer<br />
van het departement Leefmilieu en Infrastructuur;<br />
deze ambtenaren zijn belast met het<br />
toezicht over de inrichtingen van klasse 1 en met<br />
het hoog toezicht over de inrichtingen van<br />
klasse 2 en 3;]<br />
3° [de door de Vlaamse Minister bevoegd voor het<br />
gezondheidsbeleid aangestelde ambtenaren van<br />
de afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg<br />
van het departement Welzijn, Volksgezondheid<br />
en Cultuur; deze ambtenaren zijn belast met<br />
het toezicht over de inrichtingen van klasse 1 en 2<br />
waarvoor de afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg<br />
volgens artikel 20 adviesbevoegdheid<br />
heeft, voor wat de gezondheidsaspecten betreft;]<br />
MILIEUVERGUNNING – Vlaanderen<br />
B. Vl. Ex. 6 februari 1991 «Vlarem I»<br />
4° [de door de Vlaamse Minister bevoegd voor het<br />
economisch beleid, aangestelde ambtenaren van<br />
de afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie<br />
van het departement Economie, Werkgelegenheid<br />
en Binnenlandse Aangelegenheden; deze<br />
ambtenaren zijn belast met het toezicht over de<br />
inrichtingen van klasse 1 en 2 waarvoor de afdeling<br />
Natuurlijke Rijkdommen en Energie volgens<br />
artikel 20 adviesbevoegdheid heeft, voor wat het<br />
gevaar voor grondverschuivingen en/of instortingen<br />
betreft.]<br />
–1°, inleidende zin, vervangen bij art. 17 B. Vl. Ex. 28 oktober<br />
1992, B.S., 2 februari 1993, err., B.S., 11 september 1993<br />
–1°, al. 2, gewijzigd bij art. 56, 1°, B. Vl. Reg. 12 januari 1999,<br />
B.S., 11 maart 1999, inwerkingtreding: 1 mei 1999 (art. 83)<br />
–2° vervangen bij art. 56, 2°, B. Vl. Reg. 12 januari 1999, B.S.,<br />
11 maart 1999, inwerkingtreding: 1 mei 1999 (art. 83)<br />
–3° vervangen bij art. 56, 3°, B. Vl. Reg. 12 januari 1999, B.S.,<br />
11 maart 1999, inwerkingtreding: 1 mei 1999 (art. 83)<br />
–4° vervangen bij art. 56, 4°, B. Vl. Reg. 12 januari 1999, B.S.,<br />
11 maart 1999, inwerkingtreding: 1 mei 1999 (art. 83)<br />
– Zie M.B. 23 september 1993 houdende aanwijzing van ambtenaren<br />
ter uitvoering van het besluit van de Vlaamse Executieve<br />
van 6 februari 1991 houdende de vaststelling van het Vlaams<br />
Reglement betreffende de milieuvergunning, B.S., 9 oktober<br />
1993<br />
– Zie M.B. 1 december 1993 tot aanwijzing van ambtenaren in<br />
uitvoering van het besluit van de Vlaamse Executieve van<br />
6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams Reglement<br />
betreffende de Milieuvergunning, B.S., 25 februari 1994<br />
– Zie M.B. 10 maart 2003 houdende aanwijzing van ambtenaren<br />
ter uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van<br />
6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement<br />
betreffende de milieuvergunning, B.S., 31 maart 2003, inwerkingtreding:<br />
10 maart 2003 (art. 6)<br />
Art. 59. § 1. [Om het in artikel 61 bedoelde bekwaamheidsbewijs<br />
te bekomen dienen de agenten<br />
van de gemeentelijke politie en de technische<br />
ambtenaren van de gemeenten de hierna omschreven<br />
opleiding te volgen:]<br />
1° Theoretisch onderricht:<br />
a) twaalf uren theoretisch onderricht aangaande<br />
de algemene grondbeginselen inzake:<br />
– elementaire fysische begrippen in verband met<br />
leefmilieu in het algemeen en de externe veiligheidsrisico's;<br />
– elementaire fysische begrippen in verband met<br />
bodem en afval;<br />
– reglementering;<br />
b) twaalf uren theoretisch onderricht aangaande<br />
de grondbeginselen inzake de geluidshinder, en<br />
inzonderheid inzake:<br />
– elementaire fysische begrippen in verband met<br />
de geluidsleer;<br />
– geluidsgrootheden en -begrippen;<br />
– gehoor, gehoorschade, effecten van lawaai, geluidshinder;<br />
– begrippen van lawaaibeheersing;<br />
– meettechnieken en apparatuur;<br />
– geluidsreglementering;<br />
c) twaalf uren theoretisch onderricht aangaande<br />
de grondbeginselen inzake grond- en oppervlaktewaterverontreiniging,<br />
en inzonderheid inzake:<br />
– elementaire fysische begrippen in verband met<br />
waterkwaliteit;<br />
Editie <strong>2004</strong>/I (1 januari <strong>2004</strong>) – © <strong>Larcier</strong> Deel VII 349