2004/I - Larcier
2004/I - Larcier
2004/I - Larcier
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
– emissie- en immissienormen en -begrippen;<br />
– bemonsterings-, meetmethoden en apparatuur;<br />
– reglementering;<br />
d) twaalf uren theoretisch onderricht aangaande<br />
de grondbeginselen inzake luchtverontreiniging,<br />
en inzonderheid inzake:<br />
– elementaire fysische begrippen in verband met<br />
luchtkwaliteit;<br />
– emissie- en immissienormen en -begrippen;<br />
– meettechnieken en apparatuur;<br />
– bemonsterings- en meetmethoden en apparatuur;<br />
– reglementering;<br />
2° Praktisch onderricht:<br />
a) twaalf uren praktisch onderricht over het meten<br />
van het geluidsniveau afkomstig van geluidsbronnen;<br />
b) twaalf uren praktisch onderricht over het nemen<br />
van monsters van afval- en oppervlaktewater;<br />
c) twaalf uren praktisch onderricht over het nemen<br />
van monsters van verontreinigde lucht;<br />
3° Bekwaamheidsproef:<br />
na het volgen van het in sub 1° en 2° bedoelde onderricht<br />
dient een bekwaamheidsproef over het<br />
theoretisch en praktisch onderricht afgelegd.<br />
§ 2. De Vlaamse minister kan op gemotiveerde<br />
aanvraag van de betrokkene geheel of gedeeltelijke<br />
vrijstelling verlenen van het theoretisch en het<br />
praktisch onderricht.<br />
De in artikel 58, 1° bedoelde agenten en ambtenaren<br />
die in het bezit zijn van het bekwaamheidsbewijs<br />
als bedoeld in het besluit van de Vlaamse Regering<br />
van 7 november 1984 tot aanwijzing voor<br />
het Vlaamse Gewest, van ambtenaren die bevoegd<br />
zijn voor het opsporen en vaststellen van de<br />
inbreuken op de regelen ter bestrijding van de geluidshinder,<br />
zijn in elk geval vrijgesteld van de gedeelten<br />
van het onderricht vermeld in § 1, 1°,<br />
a) en § 1, 2°, a) [en het overeenstemmend deel<br />
van de bekwaamheidsproef.]<br />
– § 1, inleidende zin, vervangen bij art. 18, 1°, B. Vl. Ex. 28 oktober<br />
1992, B.S., 2 februari 1993, err., B.S., 11 september 1993<br />
– § 2, lid 2, aangevuld bij art. 18, 2°, B. Vl. Ex. 28 oktober 1992,<br />
B.S., 2 februari 1993, err., B.S., 11 september 1993<br />
Art. 60. § 1. De in artikel 59 bedoelde opleiding<br />
mag enkel gegeven worden door de instellingen<br />
die daartoe erkend zijn door de Vlaamse minister,<br />
na gemotiveerd advies van [de afdeling Algemeen<br />
Milieu- en Natuurbeleid van de administratie Milieu-,<br />
Natuur-, Land- en Waterbeheer] van het Departement<br />
Leefmilieu en Infrastructuur.<br />
Deze instellingen moeten afhangen van een openbaar<br />
bestuur of van een Vlaamse universiteit of instelling<br />
voor hoger technisch onderwijs.<br />
§ 2. Met het oog op hun erkenning richten de in<br />
§ 1 bedoelde instellingen een ter post aangete-<br />
kend schrijven tot de Vlaamse minister waarin zij<br />
aantonen:<br />
1° over gekwalificeerde medewerkers te beschikken<br />
die, hetzij houder zijn van een diploma burgerlijk<br />
ingenieur, industrieel ingenieur of licentiaat<br />
in de wetenschappen en ten minste één jaar<br />
praktische ervaring kunnen bewijzen in verband<br />
met de in artikel 59, § 1 vermelde beginselen, hetzij<br />
minstens vijf jaar praktische ervaring kunnen<br />
bewijzen in verband met deze beginselen;<br />
2° over de nodige lokalen en materiële uitrusting<br />
te beschikken.<br />
§ 3. De instellingen moeten zich onderwerpen<br />
aan de controle die wordt uitgevoerd door de in<br />
§ 1, eerste lid, vermelde ambtenaren die worden<br />
uitgenodigd tot het bijwonen van de bekwaamheidsproef.<br />
§ 4. Wanneer de in § 1 van dit artikel genoemde<br />
ambtenaren vaststellen dat een erkende instelling<br />
niet meer voldoet aan de in § 2 van dit artikel bepaalde<br />
voorwaarden, dan stellen zij de instelling<br />
hiervan door middel van een ter post aangetekend<br />
schrijven in kennis. Indien de instelling binnen de<br />
dertig kalenderdagen na verzending van vermeld<br />
schrijven niet aan de in § 2 van dit artikel bepaalde<br />
voorwaarden voldoet, dan kan de Vlaamse minister,<br />
op gemotiveerd advies van [de afdeling Algemeen<br />
Milieu- en Natuurbeleid van de administratie<br />
Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer]<br />
van het Departement Leefmilieu en Infrastructuur<br />
de erkenning opheffen.<br />
§ 5. De besluiten van de Vlaamse minister in verband<br />
met het in § 2 en § 4 van dit artikel bepaalde<br />
worden bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch<br />
Staatsblad.<br />
– § 1, lid 1, gewijzigd bij art. 57 B. Vl. Reg. 12 januari 1999, B.S.,<br />
11 maart 1999, inwerkingtreding: 1 mei 1999 (art. 83)<br />
– § 4 gewijzigd bij art. 57 B. Vl. Reg. 12 januari 1999, B.S.,<br />
11 maart 1999, inwerkingtreding: 1 mei 1999 (art. 83)<br />
Art. 61. [De instelling die voor de opleiding heeft<br />
ingestaan levert een getuigschrift af aan de cursisten<br />
die het in artikel 59 vermelde onderricht hebben<br />
gevolgd en met gunstig resultaat de bekwaamheidsproef<br />
hebben afgelegd.<br />
Dit getuigschrift wordt samen met de eventueel<br />
verleende vrijstelling van onderricht en het aanstellingsbesluit<br />
van de gemeenteraad aan [de afdeling<br />
Algemeen Milieu- en Natuurbeleid van de<br />
administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer]<br />
voorgelegd. Dit bestuur levert op basis van<br />
deze documenten een bekwaamheidsbewijs af en<br />
zendt binnen vijftien dagen na afgifte een voor<br />
eensluidend verklaard afschrift van dit bekwaamheidsbewijs<br />
aan de procureur des Konings van het<br />
gerechtelijk arrondissement waar de houder van<br />
het bekwaamheidsbewijs de hem krachtens dit<br />
besluit toegekende bevoegdheden uitoefent.]<br />
– Vervangen bij art. 19 B. Vl. Ex. 28 oktober 1992, B.S., 2 februari<br />
1993, err., B.S., 11 september 1993<br />
– Lid 2 gewijzigd bij art. 58 B. Vl. Reg. 12 januari 1999, B.S.,<br />
11 maart 1999, inwerkingtreding: 1 mei 1999 (art. 83)<br />
Art. 62. § 1. De in artikel 58 bedoelde ambtenaren<br />
kunnen de nodige onderzoeksmaatregelen<br />
treffen volgens de modaliteiten vervat in dit artikel.<br />
MILIEUVERGUNNING – Vlaanderen<br />
B. Vl. Ex. 6 februari 1991 «Vlarem I»<br />
[De exploitant dient de plannen van de inrichting<br />
en de vergunningsbesluiten ter beschikking te<br />
houden van de in artikel 58 bedoelde toezichthoudende<br />
ambtenaren.]<br />
§ 2. De technische controle op de lozing van afvalwater<br />
omvat het nemen van minstens één monster<br />
van het geloosde water het nemen van tenminste<br />
één monster van het opgenomen oppervlaktewater<br />
indien toepasselijk en eventueel, van<br />
ten minste twee monsters van het ontvangende<br />
water, alsmede de analyse ervan en/of uitvoering<br />
van metingen ter plaatse.<br />
1° Nemen van monsters:<br />
a) De ambtenaren bedoeld in artikel 58 nemen<br />
monsters of geven opdracht deze te laten nemen<br />
door erkende laboratoria, en laten ze door een<br />
daartoe door de Vlaamse minister erkend laboratorium<br />
analyseren.<br />
b) Bij elke technische controle wordt, bij lozing<br />
van afvalwater:<br />
1° in een gewoon oppervlaktewater, ten minste<br />
één monster genomen van het geloosde water en<br />
kunnen tevens ten minste twee monsters genomen<br />
worden van het oppervlaktewater, één<br />
stroomopwaarts van de lozing en één stroomafwaarts<br />
van de lozing; indien water uit het beschouwde<br />
oppervlaktewater wordt genomen,<br />
wordt voormelde monstername stroomopwaarts<br />
vervangen door de monstername van het opgenomen<br />
oppervlaktewater;<br />
2° in een openbaar riool of in een kunstmatige afvoerweg<br />
voor regenwater ten minste één monster<br />
genomen van het geloosde water.<br />
c) Elk monster zal bestaan uit twee identieke delen,<br />
één bestemd voor de analyse en één bestemd<br />
voor een eventuele contra-analyse, van minstens<br />
drie liter.<br />
Alle verrichtingen, die bij de monstername plaatshebben<br />
en die noodzakelijk zijn voor een goede<br />
analyse van het monster, moeten op beide delen<br />
gebeuren en in het sub d) bedoelde proces-verbaal<br />
worden vermeld.<br />
De monsters worden verzameld in gepaste recipiënten,<br />
afhankelijk van de aard van de te bemonsteren<br />
stof. De monsters worden verpakt en verzegeld<br />
met de stempel van de toezichthoudende<br />
ambtenaar die tot de monsterneming overgaat<br />
om elke vervanging, verwijdering of bijvoeging<br />
van welke aard dan ook te vermijden.<br />
De buitenverpakking van elk monster bevat volgende<br />
aanduidingen:<br />
1. een volgnummer;<br />
2. aard van de genomen stoffen;<br />
3. tijdstip (dag en uur) van de monsterneming;<br />
4. naam en handtekening van de toezichthoudende<br />
ambtenaar die tot de monsterneming is overgegaan.<br />
d) Van de monsternemingen wordt proces-verbaal<br />
opgesteld:<br />
350 Deel VII Editie <strong>2004</strong>/I (1 januari <strong>2004</strong>) – © <strong>Larcier</strong>