2004/I - Larcier
2004/I - Larcier
2004/I - Larcier
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
aangevraagd of waar ze plaats heeft, en nader gespecificeerd<br />
verder in deze omzendbrief;<br />
– alle sporen ingevolge de activiteit worden verwijderd<br />
binnen de week na de start van de activiteit;<br />
– het terrein wordt achtergelaten in een toestand die<br />
minstens beantwoordt aan de toestand waarin de exploitant<br />
van de activiteit het heeft aangetroffen op het<br />
ogenblik dat het terrein in gebruik genomen werd;<br />
– geen permanent gebruiksrecht wordt toegestaan aan<br />
de exploitant van de inrichting of de beoefenaars van de<br />
activiteit; bijvoorbeeld het huren voor een jaar van een<br />
weide in agrarisch gebied door een motorclub;<br />
– in agrarisch gebied mag de activiteit slechts na de<br />
oogstperiode plaats hebben en slechts tot op het ogenblik<br />
dat het betreffend gebied, rekening houdend met de<br />
weersomstandigheden, opnieuw dient klaar gemaakt<br />
voor de teelt van gewassen;<br />
– de grondwatertafel mag niet verstoord worden en ook<br />
de bodemstructuur dient gerespecteerd en in de oorspronkelijke<br />
staat hersteld;<br />
– indien de gemeente oordeelt dat eventueel de landschapswaarde<br />
of natuurwaarde kan geschaad worden<br />
in de omgeving, kan facultatief een advies gevraagd<br />
worden aan de betreffende overheidsdiensten nl. respectievelijk<br />
bij AMINAL en/of de afdeling Monumenten<br />
en Landschappen van AROHM;<br />
– de activiteit kan maximaal 3 maal per jaar plaats hebben<br />
aangezien dit overeenstemt met de indeling volgens<br />
de milieuhygiënewetgeving (zie punt 1). Deze omzendbrief<br />
betreft immers enkel inrichtingen die in de tweede<br />
en derde klasse zijn ingedeeld en gaat bijgevolg om motorcrossomlopen<br />
die maximum 3 maal per jaar kunnen<br />
ingericht worden.<br />
Overgangsregeling<br />
9. De richtlijnen vervat in deze omzendbrief zijn bedoeld<br />
als overgangsregeling. Te gepasten tijde zal bij de wijziging<br />
van de gewestplannen nagegaan worden in welke<br />
gebieden recreatief medegebruik en/of luidruchtige recreatiesporten<br />
verankerd kunnen worden.<br />
Aan de gemeentebesturen wordt gevraagd om met deze<br />
problematiek zeker ook bij de opmaak van gemeentelijke<br />
plannen van aanleg rekening te houden.<br />
Deze omzendbrief vervangt de omzendbrief RO/97/06<br />
van 31 juli 1997.<br />
Blz: 980 – B. Vl. Reg. 13 oktober 2000<br />
B. Vl. Reg. 13 oktober 2000 houdende<br />
uitspraak over de op 7 december 1999<br />
door het Vlaams Economisch Verbond<br />
(V.E.V.), Brouwersvliet 5, bus 4, te 2000<br />
Antwerpen, ingediende aanvraag tot wijziging<br />
van sommige voorwaarden van<br />
titel II van het VLAREM voor bepaalde<br />
houtafvalverbrandingsinrichtingen (B.S.,<br />
7 februari 2001)<br />
Art. 1. De door het Vlaams Economisch Verbond<br />
(V.E.V.), Brouwersvliet 5, bus 4, te 2000 Antwer-<br />
pen, voor de volgende categorieën van inrichtingen:<br />
1° verbrandingsinrichtingen waarin niet-gevaarlijk<br />
behandeld houtafval wordt verbrand;<br />
2° verbrandingsinrichtingen waarin onbehandeld<br />
houtafval wordt verbrand met een nominale<br />
capaciteit van meer dan 1 ton onbehandeld<br />
houtafval per uur;<br />
op 7 december 1999 gevraagde wijziging van de<br />
voorwaarden van artikel 5.2.3.4.1, § 1, en artikel<br />
5.2.3.4.5, § 3, van titel II van het VLAREM, inzoverre<br />
deze betrekking hebben op de meetverplichting,<br />
voorzien in artikel 5.2.3.3.6, § 1, 1°, c), van<br />
titel II van het VLAREM, die luidt als volgt:<br />
Ǥ 1. Op initiatief en op kosten van de exploitant<br />
worden de volgende metingen verricht:<br />
1° ...<br />
c) ten minste één keer per jaar: de concentratie<br />
van dioxinen en furanen;»<br />
wordt geweigerd.<br />
Art. 2. De door het Vlaams Economisch Verbond<br />
(V.E.V.), Brouwersvliet 5, bus 4, te 2000 Antwerpen,<br />
voor de volgende categorieën van inrichtingen:<br />
1° verbrandingsinrichtingen waarin niet-gevaarlijk<br />
behandeld houtafval wordt verbrand;<br />
2° verbrandingsinrichtingen waarin onbehandeld<br />
houtafval wordt verbrand met een nominale<br />
capaciteit van meer dan 1 ton onbehandeld<br />
houtafval per uur;<br />
op 7 december 1999 gevraagde wijziging van de<br />
voorwaarden van artikel 5.2.3.4.1, § 1 en artikel<br />
5.2.3.4.5, § 3 van titel II van het VLAREM, inzoverre<br />
deze betrekking hebben op de meetverplichting,<br />
voorzien in artikel 5.2.3.3.6, § 1, 1°, d) van<br />
titel II van het VLAREM, die luidt als volgt:<br />
Ǥ 1. Op initiatief en op kosten van de exploitant<br />
worden de volgende metingen verricht:<br />
1° ...<br />
d) aanvullend aan c) moeten met ingang van<br />
1 januari 2000 de polychloorbenzodioxinen en<br />
polychloordibenzofuranen op continue wijze<br />
worden bemonsterd met ten minste tweewekelijkse<br />
analyses; voor de aldus bekomen meetresultaten<br />
geldt een richtwaarde van 0,1 ng TEQ/Nm 3 .»<br />
wordt toegestaan.<br />
Art. 3. In afwijking van artikel 5.2.3.4.1, § 1, en<br />
artikel 5.2.3.4.5, § 3, van titel II van het VLAREM<br />
zijn de voorwaarden van artikel 5.2.3.3.6, § 1, 1°,<br />
MILIEUVERGUNNING – Vlaanderen<br />
B. Vl. Reg. 13 oktober 2000<br />
d), van titel II van het VLAREM, die luiden als<br />
volgt:<br />
Ǥ 1. Op initiatief en op kosten van de exploitant<br />
worden de volgende metingen verricht:<br />
1° ...<br />
d) aanvullend aan c) moeten met ingang van<br />
1 januari 2000 de polychloorbenzodioxinen en<br />
polychloordibenzofuranen op continue wijze<br />
worden bemonsterd met ten minste tweewekelijkse<br />
analyses; voor de aldus bekomen meetresultaten<br />
geldt een richtwaarde van 0,1 ng TEQ/Nm3 .»<br />
niet van toepassing op de volgende categorieën<br />
van inrichtingen:<br />
1° verbrandingsinrichtingen waarin niet-gevaarlijk<br />
behandeld houtafval wordt verbrand;<br />
2° verbrandingsinrichtingen waarin onbehandeld<br />
houtafval wordt verbrand met een nominale<br />
capaciteit van meer dan 1 ton onbehandeld<br />
houtafval per uur.<br />
Art. 4. § 1. Voor verbrandingsinrichtingen waarin<br />
niet-gevaarlijk behandeld houtafval wordt verbrand<br />
moet, aanvullend aan de jaarlijkse meting<br />
bedoeld in artikel 5.2.3.3.6, § 1, 1°, c), van titel II<br />
van het VLAREM, op initiatief en op kosten van de<br />
exploitant in hetzelfde kalenderjaar ten minste<br />
een tweede meting van de concentratie van dioxinen<br />
en furanen in de rookgassen worden verricht.<br />
Voor deze tweede meting geldt eveneens de emissiegrenswaarde<br />
van 0,1 ng TEQ/Nm3 .<br />
§ 2. De termijn tussen de jaarlijkse meting, bedoeld<br />
in artikel 5.2.3.3.6, § 1, 1°, c) van titel II van<br />
het VLAREM, enerzijds en de tweede meting van<br />
concentratie van dioxinen en furanen, bedoeld in<br />
§ 1, anderzijds, moet ten minste één maand met<br />
een maximum van zes maanden bedragen.<br />
Art. 5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang<br />
van 1 januari 2000.<br />
Art. 6. De Vlaamse Minister, bevoegd voor het<br />
Leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.<br />
Editie <strong>2004</strong>/I (1 januari <strong>2004</strong>) – © <strong>Larcier</strong> Deel VII 413