2004/I - Larcier
2004/I - Larcier
2004/I - Larcier
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
§ 2. De in § 1 bedoelde bekendmaking omvat:<br />
1° het op het bevel van de bevoegde burgemeester<br />
aanplakken, gedurende bedoelde periode van dertig<br />
kalenderdagen, op de plaats van de exploitatie<br />
en op de plaatsen voorbehouden voor de officiële<br />
berichten van een bekendmaking opgesteld naar<br />
het model weergegeven in bijlage 10 bij onderhavig<br />
besluit, waarin tenminste wordt vermeld:<br />
a) de mededeling van de genomen beslissing;<br />
b) de aanduiding van de dienst van het gemeentebestuur,<br />
waar gedurende de aanplakkingstermijn,<br />
het besluit kan worden ingezien en waar mondelinge<br />
toelichting kan worden bekomen;<br />
c) voor beslissingen waartegen beroep mogelijk is:<br />
de mededeling tot en met welke dag bij per ter<br />
post aangetekend schrijven beroep kan worden<br />
ingesteld bij de bevoegde overheid.<br />
De bevoegde burgemeester waakt er over dat tot<br />
voormelde uitplakking wordt overgegaan binnen<br />
de termijn van tien kalenderdagen te rekenen vanaf<br />
de datum van de beslissing van het college van<br />
burgemeester en schepenen of vanaf de datum<br />
van ontvangst door het gemeentebestuur van het<br />
besluit wanneer de beslissing door een andere<br />
overheid is getroffen; voormelde bekendmaking,<br />
wordt opgesteld naar het model weergegeven in<br />
bijlage 10 bij onderhavig besluit, wordt gedrukt<br />
met zwarte letters op geel papier en heeft een<br />
grootte van tenminste 35 dm2 ; de bekendmaking<br />
wordt tijdens de gehele duur van de aanplakking<br />
in goed zichtbare en goed leesbare staat gehouden;<br />
op de plaats waar de exploitatie gebeurt of is<br />
gepland, wordt voormelde bekendmaking aangebracht<br />
op een schutting of op een aan een paal bevestigd<br />
bord, op de grens tussen het perceel en de<br />
openbare weg en evenwijdig met deze laatste, en<br />
op een maximumhoogte van 2 m;<br />
2° het op bevel van de bevoegde burgemeester ter<br />
inzage leggen gedurende dezelfde periode van<br />
dertig kalenderdagen, van de genomen beslissing<br />
bij de diensten van het gemeentebestuur.<br />
§ 3. Op de dag tot de in § 2 bedoelde aanplakking<br />
van bekendmaking, en in voorkomend geval, tot<br />
de in artikel 36, 5°, b) bedoelde verzending wordt<br />
overgegaan, maakt de burgemeester een attest op<br />
dat deze aanplakking en in voorkomend geval,<br />
voormelde verzending bevestigt. Op eenvoudig<br />
verzoek levert het gemeentebestuur een voor<br />
eensluidend verklaard afschrift van dit attest af<br />
aan alle personen en instanties die overeenkomstig<br />
de bepalingen van onderhavig besluit gemachtigd<br />
zijn beroep aan te tekenen tegen de bekendgemaakte<br />
beslissing.<br />
§ 4. Op de dag dat tot de in artikel 35, 5°, c) bedoelde<br />
verzending wordt overgegaan, maakt de<br />
gouverneur van de provincie een attest op waarin<br />
de datum van voormelde verzending wordt bevestigd.<br />
– § 1, lid 1, gewijzigd bij art. 28 B. Vl. Reg. 12 januari 1999, B.S.,<br />
11 maart 1999, inwerkingtreding: 1 mei 1999 (art. 83)<br />
– Blijkens artikel 52, 4°, van Vlarem I wordt de beslissing over<br />
het beroep tegen een in eerste aanleg verleende milieuvergunning<br />
niet individueel ter kennis van de bezwaarindieners gebracht.<br />
De beroepsbeslissing dient wel, overeenkomstig het bepaalde<br />
in artikel 52, 4°, a en b, juncto artikel 31 van Vlarem I,<br />
aangeplakt te worden op de plaats van de exploitatie en op de<br />
daartoe voorbehouden gemeentelijke aanplakborden gedurende<br />
een periode van dertig kalenderdagen. De termijn voor het instellen<br />
van het annulatie- en schorsingsberoep bij de Raad van<br />
State gaat bijgevolg in met het verstrijken van de aanplakkingstermijn.<br />
Luidens artikel 31, § 2, 1°, eerste lid, van Vlarem I, moet<br />
de bekendmaking ten minste het volgende bevatten: «a) de mededeling<br />
van de genomen beslissing; b) de aanduiding van de<br />
dienst van het gemeentebestuur, waar gedurende de aanplakkingstermijn,<br />
het besluit kan worden ingezien en waar mondelinge<br />
toelichting kan worden bekomen; c) voor beslissingen<br />
waartegen beroep mogelijk is: de mededeling tot en met welke<br />
dag bij per ter post aangetekend schrijven beroep kan worden<br />
ingesteld bij de bevoegde overheid». Het feit dat de kennisgeving<br />
verkeerdelijk vermeldt dat de beslissing werd genomen door «de<br />
gemeenschapsminister van de provincie Vlaams-Brabant» is niet<br />
van die aard dat de verzoekende partijen erdoor konden misleid<br />
zijn omtrent de genomen beslissing. Zij betwisten immers niet<br />
dat de aanduiding van de sub b van bovenvermeld artikel 31,<br />
§2, 1°, eerste lid, van Vlarem I bedoelde dienst van het gemeentebestuur<br />
correct was, zodat zij op die dienst de thans bestreden<br />
beslissing hadden kunnen inzien en de nodige mondelinge toelichting<br />
konden verkrijgen. Bovendien kan in redelijkheid niet<br />
worden aangenomen dat zij niet weten dat een provinciebestuur<br />
geen gemeenschapsministers in zijn rangen telt. De verzoekende<br />
partijen wijzen ook op een foutieve aanduiding van de termijn<br />
om tegen de beslissing bij de Raad van State beroep aan te<br />
tekenen. Uit de libellering van littera c van het meervermelde<br />
artikel 31, § 2, 1°, eerste lid, van Vlarem I, voornamelijk uit het<br />
gebruik van het woord «bevoegde overheid» – de Raad van State<br />
kan bezwaarlijk als een overheid worden gekwalificeerd – lijkt<br />
op het eerste gezicht te moeten afgeleid worden dat aldaar de<br />
administratieve beroepen worden bedoeld. Artikel 19, tweede<br />
lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State stelt van<br />
zijn kant dat de beroepstermijnen alleen een aanvang nemen op<br />
voorwaarde dat de betekening door de administratieve overheid<br />
van de beslissing het bestaan van het annulatieberoep «alsmede<br />
de in acht te nemen vormvoorschriften en termijnen vermeldt».<br />
Daargelaten de vraag of een aanplakking als een «betekening»<br />
kan worden beschouwd, lijken de verzoekende partijen zich niet<br />
op die bepaling te kunnen beroepen – zij doen dit trouwens ook<br />
niet expliciet –, vermits hun belangen door die foutieve vermelding<br />
niet geschaad lijken te zijn. De termijn die wordt vermeld<br />
om annulatieberoep aan te tekenen, namelijk 17 september<br />
1999, is immers zestig dagen korter dan de reële beroepstermijn.<br />
Uit niets blijkt dat het door die foutieve vermelding is dat zij<br />
slechts op 12 januari 2000 hun vordering hebben ingesteld. Ten<br />
slotte kunnen de verzoekende partijen zich thans in redelijkheid<br />
ook niet beroepen op de foutieve aanduiding van de vormen<br />
waarin het beroep moet worden opgesteld, nu zij in het verleden<br />
reeds een ontvankelijk en gegrond annulatieberoep hebben ingesteld<br />
tegen de voor betrokken rioolwaterzuiveringsinstallatie<br />
verleende milieuvergunning, zodat zij blijkbaar goed weten hoe<br />
zij een vordering voor de Raad van State moeten inleiden (R.v.St.,<br />
schorsingsarrest nr. 89.839, 28 september 2000, Frans Peeters).<br />
[Art. 31bis. Elke beslissing over een milieuvergunningsaanvraag<br />
waarop artikel 19bis van toepassing<br />
is, wordt daarenboven door de bevoegde<br />
vergunningverlenende overheid ter kennis gebracht<br />
van de bevoegde autoriteit van het betrokken<br />
Gewest en/of de betrokken EU-Lid-Staat en/of<br />
een Verdragspartij bij het Verdrag van Espoo.<br />
Daartoe stuurt de bevoegde vergunningverlenende<br />
overheid een kopie van de beslissing naar voormelde<br />
bevoegde autoriteit op het tijdstip waarop<br />
zij de bekendmaking toestuurt naar de exploitant.]<br />
– Ingevoegd bij art. 29 B. Vl. Reg. 12 januari 1999, B.S., 11 maart<br />
1999, inwerkingtreding: 1 mei 1999 (art. 83)<br />
– Zie Verdrag 25 februari 1991 inzake milieu-effectrapportage in<br />
grensoverschrijdend verband, en Aanhangsels I, II, III, IV, V, VI,<br />
VII, gedaan te Espoo, B.S., 31 december 1999, inwerkingtreding:<br />
30 september 1999 (Lijst der gebonden Staten)<br />
Art. 32. § 1. Over de in de gemeente geëxploiteerde<br />
inrichtingen kunnen derden op het gemeentehuis<br />
kosteloos de inhoud van de volgende<br />
documenten inzien:<br />
1° meldingen van 3de klasse-inrichtingen;<br />
2° vergunningsaanvragen en mededelingen van<br />
kleine veranderingen;<br />
MILIEUVERGUNNING – Vlaanderen<br />
B. Vl. Ex. 6 februari 1991 «Vlarem I»<br />
3° aktenamen van meldingen van 3de klasse-inrichtingen;<br />
4° beslissingen over milieuvergunningsaanvragen;<br />
5° vergunningen bij wege van aktename van mededelingen<br />
kleine veranderingen;<br />
6° beslissingen over vergunningsaanvragen zoals<br />
bedoeld in artikel 44 en 44bis van het decreet;<br />
7° de in het bezit van de bevoegde overheid zijnde<br />
resultaten van de lozingscontrole die volgens de<br />
vergunningsvoorwaarden, bedoeld in<br />
artikel 30bis, § 2, 8°, vereist is.<br />
De documenten kunnen worden ingezien zonder<br />
dat enig belang aangetoond moet worden gedurende<br />
ten minste twee dagen per week, door de<br />
gemeentebesturen te bepalen.<br />
Bovendien moet het gemeentebestuur aan ieder<br />
die erom verzoekt, zonder dat een belang aangetoond<br />
moet worden, tegen kostendekkende vergoeding<br />
een afschrift verstrekken van de in het<br />
eerste lid vermelde beslissingen, aktenamen en<br />
vergunningen.<br />
§ 2. Met het oog op de uitvoering van § 1 stelt de<br />
toezichthoudende ambtenaar de resultaten van<br />
de lozingscontrole, die volgens de vergunningsvoorwaarden,<br />
bedoeld in artikel 30bis, § 2, 8°, vereist<br />
is, ter beschikking van het gemeentebestuur<br />
van de gemeente waarin de inrichting is gelegen.]<br />
– Laatst vervangen bij art. 30 B. Vl. Reg. 12 januari 1999, B.S.,<br />
11 maart 1999, inwerkingtreding: 1 mei 1999 (art. 83)<br />
– Het vergunningsbesluit van de bestendige deputatie, de bijzondere<br />
milieuvoorwaarden inbegrepen, samen met het bevestigende<br />
besluit van de Vlaamse minister, ligt (of moet liggen) ten<br />
minste twee dagen per week in het gemeentehuis ter inzage van<br />
derden (R.v.St., schorsingsarrest nr. 58.501, 7 maart 1996, Polfliet).<br />
Art. 33. [...]<br />
– Opgeheven bij art. 27, 2°, Decr. Vl. Parl. 18 mei 1999, B.S.,<br />
15 juni 1999<br />
HOOFDSTUK X<br />
PROCEDURES VOOR DE BEHANDELING<br />
VAN<br />
MILIEUVERGUNNINGSAANVRAGEN<br />
Afdeling I<br />
[...]<br />
Opschrift opgeheven bij art. 31, 1°, B. Vl. Reg. 12 januari 1999,<br />
B.S., 11 maart 1999, inwerkingtreding: 1 mei 1999 (art. 83)<br />
Art. 34. [...]<br />
– Na wijziging, opgeheven bij art. 31, 1°, B. Vl. Reg. 12 januari<br />
1999, B.S., 11 maart 1999, inwerkingtreding: 1 mei 1999<br />
(art. 83)<br />
Afdeling II<br />
Milieuvergunningsaanvragen bedoeld in<br />
[artikel 6, § 1, 1°]<br />
Opschrift gewijzigd bij art. 31, 2°, B. Vl. Reg. 12 januari 1999,<br />
B.S., 11 maart 1999, inwerkingtreding: 1 mei 1999 (art. 83)<br />
336 Deel VII Editie <strong>2004</strong>/I (1 januari <strong>2004</strong>) – © <strong>Larcier</strong>