26.03.2018 Views

Bijenplanten_web

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

ozenfamilie 213<br />

Douglasspirea (Spiraea douglasii)<br />

Het geslacht Struikspirea (Spiraea) behoort tot de Rozenfamilie<br />

(Rosaceae) en telt bijna 100 soorten. Deze komen voor<br />

in de gematigde streken van het noordelijk halfrond. Vele zijn<br />

inheems in Oost- en Centraal-Azië en in de Himalaya.<br />

Een groot aantal is in cultuur genomen. Al in 1685 introduceerde<br />

Clusius het bekende Theeboompje (Spiraea salicifolia)<br />

in ons land. Hier komen twee soorten verwilderd voor:<br />

behalve het Theeboompje ook de Douglasspirea en de kruising<br />

tussen deze soorten (Spiraea x billardii).<br />

Uit West-Amerika<br />

De Dougglasspirea is afkomstig uit Noord-Amerika. De plant<br />

groeit daar op laag gelegen, vochtige plaatsen. De naam douglasii<br />

verwijst naar de Schot Douglas, die in de eerste helft van de<br />

negentiende eeuw het noordwestelijk deel van Amerika bereisde<br />

en daar veel planten verzamelde. Douglasspirea is een struik die<br />

een hoogte van twee meter kan bereiken en gemakkelijk uitlopers<br />

vormt. Hij houdt van een zonnige standplaats en stelt<br />

niet veel eisen aan de bodem, als die maar niet te kalkrijk is.<br />

Bloemen in pluimen<br />

De Douglasspirea bloeit in juli en augustus. Direct onder de<br />

bloeiwijze zijn de bladeren gaafrandig. De andere zijn boven het<br />

midden gezaagd. Aan de onderzijde zijn ze grijsviltig behaard.<br />

De bloemen staan in sierlijke pluimen. Ze hebben korte driehoekige<br />

kelkbladen, die evenals de rozekleurige kroonbladen<br />

en de vele meeldraden op de rand van de komvormige bloembodem<br />

staan. Direct onder de rand van de bloembodem ligt<br />

het nectarium. Bij sommige Spirea-soorten is het nectarium<br />

duidelijk ontwikkeld als ring tussen de meeldraden en de<br />

stampers. Bij de Douglasspirea ontbreekt die ring. De nectar is<br />

gemakkelijk toegankelijk voor insecten met een korte tong.<br />

Keverbloemen<br />

De bloemen zijn proterogyn, wat wil zeggen dat de stamper<br />

tot rijpheid komt voordat er stuifmeel in de bloem vrijkomt.<br />

Ze verspreiden een geur die lijkt op die van de Meidoorn<br />

(Crataegus) en ze hebben een grote aantrekkingskracht op<br />

honingbijen en andere insecten, vooral diverse soorten kevers.<br />

Met de andere Spirea-soorten wordt de Douglasspirea daarom<br />

ook wel gerangschikt onder de zogenaamde keverbloemen.<br />

De kevers dragen echter weinig of helemaal niet bij aan de bestuiving,<br />

omdat de stuifmeelkorrels zich moeilijk hechten aan<br />

de gladde kevers. Ze bezoeken de bloemen om van de nectar<br />

en het stuifmeel te eten. Daarbij knagen ze aan allerlei delen<br />

van de bloem, als ze erbij kunnen ook aan het vruchtbeginsel.<br />

Doordat de meeldraden en kelk- en kroonbladen bij Spirea<br />

op de rand van de komvormige bloembodem staan, ligt het<br />

vruchtbeginsel diep in de bloem. Op deze wijze ligt het toch<br />

redelijk beschermd tegen kevervraat. De meeste keverbloemen<br />

hebben een zodanige bloembouw dat het vruchtbeginsel tegen<br />

vraat van bezoekende kevers wordt beschermd. Bij bloemen<br />

die alleen door insecten met lange tong kunnen worden<br />

bezocht, zoals de hommelbloemen en bijenbloemen, komt die<br />

bloembouw veel minder vaak voor.<br />

Weinig zaadvorming<br />

De bloemen hebben vijf los van elkaar staande stampers.<br />

Tijdens het rijpen van het zaad groeien de vruchtbladen verder<br />

uit. Ze springen aan de binnenzijde van de bloem open als het<br />

zaad rijp is. Ondanks druk bijenbezoek, heb ik niet vaak rijpe<br />

vruchten met zaad op de planten kunnen vinden. Voor de<br />

vermeerdering heeft de plant dat ook niet nodig, want er<br />

ontwikkelen zich in ruime mate uitlopers, waaruit zich snel<br />

nieuwe planten ontwikkelen.<br />

plaat 94. Douglasspirea<br />

A tak met bladeren en bloeiwijze; B bloem; C onderzijde bloem;<br />

D stampers; E stuifmeelkorrel (tricolporaat): 1 polair aanzicht,<br />

2 equatoriaal aanzicht; F opengesprongen vrucht; G zaad.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!