19086905 - FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen ...
19086905 - FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen ...
19086905 - FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Aanvaringsaspect<br />
Pagina 122 <strong>van</strong> 256 BE0112000986<br />
Het aanvaringsrisico is afhankelijk <strong>van</strong> een groot aantal factoren zoals <strong>de</strong> aanwezige soorten, aantal<br />
vogels en hun gedrag, weersomstandighe<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> rotorhoogte en -snelheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> turbines, <strong>de</strong><br />
configuratie <strong>van</strong> het windpark en <strong>de</strong> aanwezige verlichting (Drewitt & Langston, 2006). Veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong><br />
weersomstandighe<strong>de</strong>n kunnen het aanvaringsrisico beïnvloe<strong>de</strong>n. Zo is bekend dat meer aanvaringen<br />
gebeuren bij slechte zichtbaarheid door mist en regen en ’s nachts (Erickson et al., 2001; Stienen et<br />
al., 2002). Migreren<strong>de</strong> vogels gaan ook lager vliegen bij lage bewolking of bij sterke tegenwind en<br />
wor<strong>de</strong>n zo gevoeliger voor aanvaringen (Winkelman, 1992; Richardson, 2000).<br />
De eerste berekeningen betreffen<strong>de</strong> aanvaringen tonen aan dat het risico het grootst is voor grote<br />
meeuwen, stormmeeuw Larus canus, Jan-<strong>van</strong>-Gent en grote jager (Vanermen & Stienen, 2009). Op<br />
basis <strong>van</strong> monitoringsgegevens uit België, Ne<strong>de</strong>rland en <strong>de</strong> UK wordt het aantal aanvaringen <strong>van</strong><br />
vogels met windturbines <strong>van</strong> een afzon<strong>de</strong>rlijk park laag ingeschat (Vanermen & Stienen, 2009;<br />
Krijgsveld et al., 2011; Plonczkier & Simms, 2012). Het is echter mogelijk dat het aantal<br />
aanvaringsslachtoffers <strong>van</strong> alle windparken binnen <strong>de</strong> windmolenzone samen een significant effect<br />
hebben op populatieniveau. Omdat zeevogels lang leven en jaarlijks een laag aantal jongen groot<br />
brengen, kan een licht verhoog<strong>de</strong> mortaliteit op lange termijn toch een significant negatief effect<br />
hebben op <strong>de</strong> populatie (Drewitt & Langston, 2006). Een mo<strong>de</strong>lstudie <strong>van</strong> Poot et al. (2011) maakt<br />
een inschatting <strong>van</strong> het aantal aanvaringsslachtoffers <strong>van</strong> 11 windparken in het Ne<strong>de</strong>rlands <strong>de</strong>el <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> Noordzee. Dit werd gedaan door <strong>de</strong> gegevens die verzameld wer<strong>de</strong>n in het OWEZ park te<br />
extrapoleren. Volgens <strong>de</strong>ze extrapolatie zou<strong>de</strong>n het aantal aanvaringsslachtoffers bij alle soorten<br />
(behalve bij zilvermeeuw) niet voor een negatieve trend zorgen in <strong>de</strong> populatiegrootte.<br />
Om <strong>de</strong> impact behoorlijk te kunnen evalueren is er nood is aan meer betrouwbare data. De grootste<br />
bezorgdheid bestaat voor <strong>de</strong> Bijlage I soorten grote stern, visdief en dwergmeeuw, die tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />
migratieperio<strong>de</strong>s geconcentreerd in het gebied voorkomen.<br />
Fysische wijziging <strong>van</strong> het habitat<br />
Door <strong>de</strong> bouw <strong>van</strong> windparken wordt een habitat fysisch gewijzigd. Op <strong>de</strong> locaties waar er turbines<br />
gebouwd wor<strong>de</strong>n, is er sprake <strong>van</strong> ‘fysisch’ habitatverlies. Het gebied dat bepaal<strong>de</strong> soorten gaan<br />
vermij<strong>de</strong>n als rust- of foerageergebied als reactie op <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> turbines is het<br />
‘effectieve’ habitatverlies (Fox et al., 2006). Indien bepaal<strong>de</strong> soorten <strong>de</strong> volledige wettelijke zone voor<br />
<strong>de</strong> productie <strong>van</strong> elektriciteit uit hernieuwbare bronnen zou<strong>de</strong>n vermij<strong>de</strong>n, betekent dit voor <strong>de</strong>ze<br />
soorten een habitatverlies <strong>van</strong> ca. 240 km² of 7 % <strong>van</strong> het BNZ. Dit kan voor bepaal<strong>de</strong> soorten zelfs<br />
meer zijn. Petersen et al. (2006) stel<strong>de</strong>n een reductie <strong>van</strong> 80 % in <strong>de</strong> aantallen Jan-<strong>van</strong>-Gent vast, in<br />
een straal <strong>van</strong> twee tot vier kilometer rond het Horns Rev windpark.<br />
Het vermijdingsgedrag <strong>van</strong> bepaal<strong>de</strong> soorten tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> exploitatie <strong>van</strong> windparken op zee, zoals<br />
vastgesteld door Petersen et al. (2006), Leopold et al. (2010), en Vanermen et al. (2011), blijkt<br />
voorlopig site-specifiek te zijn. In het BNZ wordt veron<strong>de</strong>rsteld dat bepaal<strong>de</strong> soorten, zoals<br />
Plan-MER Ontwerp Marien Ruimtelijk Plan DEEL 6 Beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> milieueffecten