Lees het rapport hier. - Vlaamse Landmaatschappij
Lees het rapport hier. - Vlaamse Landmaatschappij
Lees het rapport hier. - Vlaamse Landmaatschappij
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Een vaak terugkerend voorstel van projectpromotoren is de forfaitaire indiening van<br />
overheadkosten. Volgens de Europese plattelandsverordening moeten promotoren deze<br />
kosten ofwel integraal bewijzen (factuur en betalingsbewijs), ofwel een door de financiële<br />
dienst ondertekend uittreksel uit de boekhouding indienen. De overheadkosten zijn beperkt<br />
tot maximum 15% van de loon- en werkingskosten. Een forfaitair percentage overhead<br />
zonder bewijs is nu al gebruikelijk in andere Europese fondsen en zou een grote<br />
vereenvoudiging opleveren.<br />
Ook de regeling voor inkomsten uit een project kan beter. Nu moeten promotoren inkomsten<br />
aangeven die tijdens de projectperiode gegenereerd worden, waarna ze van de subsidie<br />
worden afgetrokken. Het toelaten van inkomsten als deel van de eigen inbreng zou een<br />
stimulerend effect hebben.<br />
Figuur 17: Enquête: “Bepaalde kostensoorten worden niet aanvaard in <strong>het</strong> programma (bijv.<br />
grondwerken en bijdrage in natura). Vindt u dat sommige van die kosten in de volgende<br />
programmaperiode moeten aanvaard worden?”<br />
Bron: VLM-enquête bij PG-leden, september 2010<br />
Tot slot blijkt uit de enquête een duidelijke nood aan heldere richtlijnen inzake de wet op de<br />
overheidsopdrachten. Binnen <strong>het</strong> subsidieprogramma moeten promotoren aan deze wet<br />
voldoen als hun statuut dit voorschrijft (overheden, publiekrechtelijke verenigingen, …).<br />
Vanaf een bedrag van 5.500 euro (excl. btw) zijn ze verplicht om een gunningsprocedure op<br />
te starten en drie offertes te vragen. Op zich is dit goed omdat <strong>het</strong> de marktwerking bevordert<br />
en de kosten drukt. Enkele PG‟s vragen dan ook aan alle promotoren om deze wet toe te<br />
passen. Anderzijds kan dit de uitvoering van projecten vertragen. Een veralgemeende<br />
toepassing van deze regel kan enkel als ze voor alle Europese fondsen geldt en met<br />
duidelijke richtlijnen.<br />
II.3. Evaluatie Leaderkenmerken<br />
Dit gedeelte gaat in op de Leaderwerking. Enkele van de Leaderwaarden zijn zo kwalitatief<br />
dat ze niet enkel met cijfers aangetoond kunnen worden. In de enquête bij PG-leden ging<br />
dan ook heel wat aandacht naar de beoordeling ervan. Samen met de conclusies uit de<br />
projectevaluatie (zie deel III) moet dit helpen om in te schatten wat <strong>het</strong> effect is van <strong>het</strong><br />
inlijven van Leader bij plattelandsontwikkeling en hoe Leader in de volgende periode<br />
geoptimaliseerd kan worden.<br />
De Europese verordening inzake plattelandsontwikkeling somt de minimale elementen van<br />
de Leadermethodiek op:<br />
- gebiedsgerichte plaatselijke ontwikkelingsstrategieën voor welomschreven<br />
subregionale plattelandsgebieden;<br />
- een plaatselijk publiek-privaat partnerschap (Plaatselijke Groep of PG genoemd);<br />
- een aanpak van onderuit met beslissingsbevoegdheid voor een Plaatselijke Groep<br />
wat de uitwerking en de uitvoering van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën betreft;<br />
- een multisectorale opzet en uitvoering van de strategie, op basis van de interactie<br />
tussen actoren en projecten uit verschillende sectoren van de plaatselijke economie;<br />
41