22.08.2013 Views

V Van n 7 t tot 1 107 - Artesis

V Van n 7 t tot 1 107 - Artesis

V Van n 7 t tot 1 107 - Artesis

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

heeft over sociale integratie. Sociale integratie kan omschreven worden als “de mate waarin mensen<br />

verbonden zijn met andere leden van de samenleving, waarbij bindingen in ieder geval een zekere mate van<br />

interactie en affectie inhouden. In meer algemene zin kan daaraan toegevoegd worden dat integratie ook<br />

betekent dat mensen zich onderdeel voelen van een groter geheel, zich thuis voelen in de samenleving van<br />

individuen” (Kalmijn, 2002, p21).<br />

Wanneer men zich bezighoudt met solidariteit, gebeurt dit daarentegen meestal in het kader van ongelijkheid.<br />

Welke banden of relaties zijn er tussen ongelijken? In deze context verwijzen we dan ook naar het verhaal van<br />

de afnemende solidariteit voor de betaling van het sociale stelsel. Leeftijd en vooral arbeidsmarktdeelname<br />

zijn de factoren die de ongelijke posities bepalen. Solidariteit is met andere woorden verwant aan sociale<br />

cohesie, maar richt zich op de relaties tussen mensen vanuit ongelijke posities, met het oog op het<br />

wegwerken van de ongelijkheid. Solidariteit krijgt op grote schaal vooral vorm via de<br />

herverdelingsmechanismen in een welvaartstaat. De minder begunstigden worden door de meer<br />

begunstigden bijgestaan. De overheid is mediator en sturende kracht in dit proces.<br />

Elchardus (red., 1999) spreekt over solidariteit in drie betekenissen: een gelijkheidsstreven, een vorm van<br />

herverdeling én een gevoel van verbondenheid. In de bestudering van de mate van solidariteit van jongeren,<br />

wordt daarom empirisch een indeling gemaakt naar gelijkheidsstreven op vlak van arbeidsethiek en op vlak<br />

van de economische breuklijn, oftewel de maatschappelijke spanning tussen arbeid en kapitaal. Daarnaast<br />

wordt nagegaan in welke mate jongeren zich verbonden voelen met de samenleving. We lichten de<br />

bevindingen van het onderzoek kort toe.<br />

Het eerste deelaspect betreft de arbeidsethiek. Hoewel dit geen expliciete meting is van solidariteit, wordt<br />

deze dimensie toch mee opgenomen in het globale beeld van solidariteit. Arbeidsethiek verwijst namelijk naar<br />

de betekenis die door jongeren aan arbeid wordt gegeven. In een samenleving waar arbeid een van de<br />

grootste bronnen van sociale contacten en sociale integratie is (<strong>Van</strong>deweyden, 2002), levert tewerkstelling<br />

meer dan alleen een financiële beloning op. Met de arbeidsethiek wordt gemeten in welke mate jongeren<br />

arbeid als een verplichting zien. Tevens wordt gekeken in hoeverre men een vervangingsinkomen<br />

aanvaardbaar vindt. Onrechtstreeks wordt via de arbeidsethiek gepeild naar het belang van arbeid in het<br />

leven van de jongere en op welke manier men zou omgaan met werkloosheid (aanvaarding van een uitkering<br />

of niet). Het merendeel van de bevraagde jongeren (leerlingen secundair) beschikt over een vrij sterke<br />

arbeidsethiek. Jongeren willen op de arbeidsmarkt treden en een rol spelen. Een vervangingsinkomen zou<br />

door velen worden aanvaard, maar niet als men evenveel of meer kan verdienen door te werken. Uit de eerste<br />

dimensie kan alvast geconcludeerd worden dat de meeste jongeren op vlak van arbeid voorstanders zijn van<br />

een stimulerend arbeidsbeleid en het vangnet van uitkeringen. Ander onderzoek bevestigt deze bevinding (De<br />

Witte e.a., 2000).<br />

Voor het gelijkheidsstreven werden uitspraken voorgelegd die te maken hebben met de kloof tussen rijk en<br />

arm en de taak van de overheid om tussenbeide te komen in het overbruggen van de kloof. Ook nu blijken de<br />

meeste jongeren een vrij solidaire houding aan te nemen, in die zin dat ze voorstanders zijn van meer<br />

gelijkheid. Of de overheid een gelijkheidsstreven moet institutionaliseren, wordt minder duidelijk aangegeven.<br />

Bijna de helft van de jongeren heeft namelijk geen mening als het gaat over de inmenging van de overheid in<br />

het verkleinen van inkomenskloven. Iets meer dan 40% zegt wel dat de overheid hierin actief moet optreden.<br />

De laatste dimensie van solidariteit is deze van de sociale verbondenheid. Voelen jongeren zich verbonden<br />

met de samenleving in haar geheel en vinden ze dat ze pas gelukkig kunnen zijn als ze zich belangeloos voor<br />

anderen kunnen inzetten? Het antwoord is dubbel. Enerzijds is er bereidheid bij ongeveer 4 op 10 jongeren<br />

om zich te engageren voor anderen. Anderzijds wordt persoonlijk geluk niet automatisch in verband gebracht<br />

met een verbondenheid met anderen. Men kan ook door een weinig altruïstische houding aan te nemen<br />

gelukkig zijn. Beide hangen niet noodzakelijk samen.<br />

Solidariteit is ongetwijfeld een zeer moeilijk empirisch te bestuderen thema. Wat jongeren betreft wordt<br />

vastgesteld dat zich in ieder geval minder verbonden voelen met de collectiviteit dan hun leerkrachten of de<br />

<strong>Van</strong> 7 <strong>tot</strong> <strong>107</strong> 13

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!