V Van n 7 t tot 1 107 - Artesis
V Van n 7 t tot 1 107 - Artesis
V Van n 7 t tot 1 107 - Artesis
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
de religie in het verklaren van de sociale orde, die volgens hem door consensus met elkaar verbonden zijn<br />
(Seidman, 1994). In dit licht zag Comte drie integrerende mechanismen in de maatschappij. Het eerste<br />
mechanisme wordt belichaamd door de verschillende rollen voor vrouwen. Volgens Comte zijn er drie soorten<br />
functies in de samenleving: de reflectie of intellectuele activiteiten die voornamelijk door priesters werden<br />
opgenomen en de praktische activiteiten en morele affecties die voornamelijk door vrouwen werden ingevuld.<br />
Hierbij zag Comte wel een probleem namelijk dat deze groepen teveel focussen op hun eigen rol en de rest<br />
vergeten. Priesters laten teveel de emoties achterwege en vrouwen overdrijven hun eigen belangrijkheid. Dit<br />
zorgt voor grote disharmonie in de samenleving. De integrerende functie van vrouwen wordt vervuld in de drie<br />
rollen als moeder, dochter en vrouw. Deze vallen samen met drie wijzen van solidariteit: gehoorzaamheid,<br />
bescherming en eenheid die overeenstemmen met drie vormen van altruïstisch instinct: verering, gehechtheid<br />
en liefdadigheid. Het tweede integrerende mechanisme staat voor continuïteit. Een speciaal kenmerk van de<br />
menselijke samenleving is de competentie voor samenwerking tussen generaties. De menselijke samenleving<br />
wordt gekenmerkt door subjectieve banden en de continuïteit tussen de generaties. Het mensendom<br />
vermenigvuldigt en kapitaliseert op de middelen van de vorige generaties, en mensen zijn volledig<br />
gedomineerd door de tijd. Tijd maakt de transmissie van collectieve ervaringen en middelen mogelijk en net<br />
dit aspect maakt dat het mensendom zich onderscheidt van andere levensvormen. De idee van solidariteit<br />
gaat samen met de idee van continuïteit. Solidariteit komt voort uit die continuïteit en het is een belangrijke<br />
factor in het sociale leven. De onderlinge afhankelijkheid van mensen in het verleden ontwikkelt banden die<br />
ons meer onderling afhankelijk maken in de huidige sociale organisatie. Een derde en laatste integrerend<br />
mechanisme volgens Comte is ‘de religie der menselijkheid’, een gedeelde set van waarden en ideeën. Alleen<br />
dit kan persoonlijke eenheid produceren en integreert rede en gevoel binnen elk individu. Bovendien zorgt het<br />
voor een sociale eenheid tussen individuen. Affectie gebaseerd op reflectie verenigt mensen universeel in<br />
dezelfde gevoelens en in dezelfde overtuigingen (Stjernø, 2005). Volgens Comte waren de acties van mensen<br />
niet per definitie egoïstisch. Crow (2002) stelt dat hij hierin verschilt van Hobbes (1588-1679), een<br />
zeventiende-eeuwse politieke filosoof. Hobbes’ verklaring voor solidariteit was dat deze opgelegd werd door<br />
een machtige staat. Hij geloofde dat zonder deze beperkende macht de samenleving alleen maar een<br />
strijdtoneel van wantrouwen en angst zou worden. Comte was het eens met Hobbes dat de macht<br />
uitgeoefend door de staat de sociale eenheid ondersteunde, maar hij geloofde niet dat mensen per definitie<br />
uitgingen van het eigenbelang. Comte introduceert hier de term ‘altruïsme’. De beschaving leidde <strong>tot</strong> een<br />
verdere ontwikkeling van de meest genereuze gevoelens en nobelste karaktertrekken van de mensen die<br />
volgens Comte aan de basis liggen van de menselijke samenhorigheid. De morele gehechtheid van de<br />
mensen verbreedde van de familie naar de hele samenleving met de groeiende ontwikkeling van de<br />
industriële samenlevingen. Deze verschuiving naar een meer altruïstische samenleving lag wel buiten het<br />
individu in de brede sociale machten die egoïsme onderdrukten en samenwerking stimuleerden. Eén van de<br />
machten is de verdeling van de arbeid. Solidariteit ligt dus vervat in een systeem waar de mensen onderling<br />
van elkaar afhankelijk zijn door de verdeling in functies.<br />
Jaren later, in 1887, baseerde Tonniës (1855-1936) zijn werk op onder andere Hobbes en Comte. Volgens<br />
Tonniës werden door de ontwikkeling van het kapitalisme de traditionele sociale banden en de persoonlijke<br />
relaties verzwakt en de economische rationaliteit en een doelgerichte oriëntatie verving de samenwerking en<br />
gevoelens van gemeenschap (Stjernø, 2005). Volgens Tonniës kon de moderne samenleving gezien worden<br />
louter als een verzameling van huishoudens, die elk hun eigenbelang nastreefden, zelfs als het ten koste ging<br />
van anderen. Volgens Tonniës moest er duidelijk gespecificeerd worden wat het is dat groepsleden<br />
gemeenschappelijk hebben en tegelijkertijd wat de grenzen van de groep zijn. Tonniës wou meer duidelijkheid<br />
brengen rond het begrip sociale solidariteit door te verklaren dat sociale entiteiten bij elkaar gehouden worden<br />
door wat de individuele leden gemeenschappelijk hebben en door sociale banden. Hij maakt een onderscheid<br />
tussen twee types van sociale orde: ‘gemeinschaft’ ( of community ) en ‘gesellschaft’ (association of<br />
society/organization ). Gemeinschaft houdt in dat mensen samen worden gehouden door het ‘reële en<br />
organische’ leven. Een web van relaties verbindt mensen in banden van onderlinge afhankelijkheid. In het<br />
centrum ligt de familie. Gesellschaft wordt de basis voor sociale solidariteit afgezwakt door een grotere<br />
geografische mobiliteit en door de opkomst van het stedelijke, industriële kapitalisme (Crow, 2002).<br />
<strong>Van</strong> 7 <strong>tot</strong> <strong>107</strong> 21