Interventies voor een leefbare wijk: van theorie naar - Instituut ISW
Interventies voor een leefbare wijk: van theorie naar - Instituut ISW
Interventies voor een leefbare wijk: van theorie naar - Instituut ISW
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
integratie en beeldvorming onder jongeren (Hoofdstuk 2) vonden de onderzoekers all<strong>een</strong><br />
al op het gebied <strong>van</strong> langdurige binnen- en buitenschoolse activiteiten in de vijf<br />
aandachts<strong>wijk</strong>en meer dan 160 verschillende interventies die in potentie bij dragen aan de<br />
sociale integratie en beeldvorming. Ook in de andere deelonderzoeken kwamen we <strong>een</strong><br />
soortgelijke situatie tegen. De werkwijze en criteria die hebben geleid tot opname <strong>van</strong><br />
interventies in de bulklijst worden per hoofdstuk <strong>van</strong> dit boek nader toegelicht.<br />
Het zou onmogelijk zijn om <strong>voor</strong> elk <strong>van</strong> de door ons in kaart gebrachte<br />
interventies uiteindelijk de vragen te willen beantwoorden ‘wanneer’ en ‘hoe’ de<br />
interventie <strong>naar</strong> verwachting het beste werkt. Na de inventarisatie was <strong>een</strong> belangrijke<br />
vraag of en hoe op grond <strong>van</strong> bestaande wetenschappelijke inzichten verschillende typen<br />
interventies te onderscheiden zijn. In deze fase werd weer de beroemde uitspraak <strong>van</strong> de<br />
sociaal-psycholoog Kurt Lewin bewezen: ‘Niets is praktischer dan <strong>een</strong> goede <strong>theorie</strong>’. De<br />
verschillende hoofdstukken <strong>van</strong> dit boek geven <strong>een</strong> goede illustratie <strong>van</strong> deze wijsheid.<br />
De auteurs geven in elk hoofdstuk <strong>een</strong> overzicht <strong>van</strong> de door hen gebruikte theoretische<br />
ideeën uit de literatuur die ze hebben toegepast om <strong>een</strong> goede typologie <strong>van</strong> interventies<br />
te ontwikkelen. Met behulp <strong>van</strong> deze typologie konden de onderzoekers vervolgens per<br />
type interventie doelgericht gebruik maken <strong>van</strong> wetenschappelijke kennis om nader in<br />
kaart te brengen welke factoren volgens verwachting belangrijk zijn <strong>voor</strong> het slagen of<br />
falen <strong>van</strong> de interventie. Om <strong>een</strong> <strong>voor</strong>beeld te geven: in hoofdstuk 4 over ‘duurzame<br />
buurtveiligheid’ wordt onder andere <strong>een</strong> onderscheid aangebracht in de<br />
uitvoeringspraktijk <strong>van</strong> veiligheidsinterventies als bewoners geconfronteerd worden met<br />
<strong>voor</strong>vallen <strong>van</strong> criminaliteit en overlast. Het onderscheid tussen ‘formeel’ en ‘informeel’<br />
berust op de vraag wie er aan zet is: instellingen of bewoners. Kan het uitoefenen <strong>van</strong><br />
sociale controle overgelaten worden aan bewoners (informeel) of moeten instellingen de<br />
probleemsituatie zelf aanpakken (formeel)? Als beleidsmakers en -uitvoerenden deze<br />
inschatting correct maken, en hier <strong>een</strong> geschikte interventie <strong>voor</strong> inzetten, vergroot dat de<br />
kans <strong>van</strong> slagen <strong>van</strong> de interventie aanzienlijk.<br />
Na de inventarisatie en classificatie <strong>van</strong> interventies wordt in alle hoofdstukken<br />
<strong>voor</strong> de verschillende typen interventies <strong>een</strong> analyse gemaakt <strong>van</strong> de succes- en<br />
faalfactoren zoals we die volgens wetenschappelijke inzichten kunnen verwachten. In de<br />
meeste hoofdstukken komen twee soorten factoren aan bod: kenmerken <strong>van</strong> de situatie<br />
waarin <strong>een</strong> interventie plaatsvindt (bij<strong>voor</strong>beeld de mate <strong>van</strong> vertrouwen in instellingen in<br />
<strong>een</strong> concrete <strong>wijk</strong>context) en kenmerken <strong>van</strong> de interventie zelf (hoe is de interventie<br />
opgezet en uitgevoerd?). Voor alle duidelijkheid: we willen en kunnen niet op basis <strong>van</strong><br />
puur theoretisch onderzoek <strong>voor</strong>spellen welke concrete interventie in Arnhem succesvol<br />
zal zijn en welke niet. Wel kunnen we gebruik maken <strong>van</strong> sociaal-wetenschappelijke<br />
<strong>theorie</strong>ën die rele<strong>van</strong>t zijn <strong>voor</strong> het inschatten <strong>van</strong> de te verwachten effecten <strong>van</strong><br />
interventies. De <strong>theorie</strong>ën die de onderzoekers hebben gebruikt zijn veelvuldig getoetst<br />
aan de werkelijkheid en bieden daarom <strong>een</strong> goed uitgangspunt. Ter illustratie: in twee <strong>van</strong><br />
de hoofdstukken die zich richten op onderlinge beeldvorming tussen verschillende<br />
groepen bewoners (Hoofdstuk 2 en 3) wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> de zogenaamde<br />
contact<strong>theorie</strong>. Deze <strong>theorie</strong> benoemt <strong>een</strong> aantal rand<strong>voor</strong>waarden waaronder we mogen<br />
verwachten dat contact tussen verschillende groepen, bij<strong>voor</strong>beeld etniciteiten, tot<br />
vermindering <strong>van</strong> negatieve stereotypen zal leiden. Een <strong>voor</strong>beeld is de <strong>voor</strong>waarde dat er<br />
in de contactsituatie g<strong>een</strong> al te grote verschillen in sociale status tussen de groepen mag<br />
12<br />
I n t e r v e n t i e s v o o r e e n l e e f b a r e w i j k