Interventies voor een leefbare wijk: van theorie naar - Instituut ISW
Interventies voor een leefbare wijk: van theorie naar - Instituut ISW
Interventies voor een leefbare wijk: van theorie naar - Instituut ISW
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Stand <strong>van</strong> zaken<br />
Weinig onderzoek heeft zich tot dusver gericht op het effect <strong>van</strong> buitenschoolse<br />
interventies op de beeldvorming <strong>van</strong> kinderen over andere groepen en hun<br />
vriendschappen met leden <strong>van</strong> andere groepen. Het meeste onderzoek op dit gebied was<br />
<strong>voor</strong>al gericht op het effect <strong>van</strong> etnisch gemengde scholen op houdingen die etnische<br />
groepen tegenover elkaar hebben (bijv. Aboud et al., 2003) of op hun vriendschappen<br />
(bijv. Hallinan & Smith, 1989, Quillian & Campbell, 2003). Ook het effect <strong>van</strong><br />
onderwijsmethoden die wel of niet aan de <strong>voor</strong>waarden <strong>van</strong> de contact<strong>theorie</strong> voldoen is<br />
onderzocht (bijv. Hansell & Slavin, 1981, Hallinan & Sorensen, 1985, Van Oudenhoven<br />
et al., 1996, Slavin & Cooper, 1999). In deze onderzoeken is de positieve invloed <strong>van</strong><br />
contact en <strong>van</strong> het voldoen aan de <strong>voor</strong>waarden bevestigd. Het aantal vriendschappen <strong>van</strong><br />
kinderen met verschillende etnische achtergronden neemt bij<strong>voor</strong>beeld toe als<br />
leerkrachten en de schooldirectie laten zien dat ze tussengroepcontacten bepleiten<br />
(Schofield, 1995).<br />
Onderzoek uit de VS heeft laten zien dat de structurele gelegenheids<strong>theorie</strong><br />
inderdaad in staat is om vriendschapskeuzen deels te verklaren. Jongeren die dichtbij<br />
elkaar wonen en elkaar dus vaak op straat tegenkomen (= propinquity), hebben volgens<br />
dit onderzoek <strong>een</strong> grotere kans met elkaar bevriend te zijn dan andere jongeren (Mouw &<br />
Entwisle, 2006). Maar ook koppels die niet zo dichtbij elkaar wonen, hebben <strong>een</strong> grotere<br />
kans bevriend te zijn, als in de buurt <strong>van</strong> één <strong>van</strong> de kinderen <strong>een</strong> ander kind woont met<br />
wie ze allebei bevriend zijn. In <strong>een</strong> steekproef uit Duitsland wordt even<strong>een</strong>s de<br />
samenhang tussen contact en positieve beelden bevestigd. Zo bleek het aantal allochtonen<br />
in <strong>een</strong> regio samen te hangen met de mate <strong>van</strong> stereotypering <strong>van</strong> allochtonen (Wagner et<br />
al., 2006): hoe meer allochtonen er in <strong>een</strong> regio woonden, en dus hoe meer<br />
contactmogelijkheden de bewoners met andere etniciteiten hadden, hoe positiever de<br />
beelden <strong>van</strong> de autochtone bevolking ten opzichte <strong>van</strong> de allochtone bevolking waren.<br />
Naast het verbeteren <strong>van</strong> het beeld dat autochtonen en allochtonen <strong>van</strong> elkaar hebben, is<br />
uit onderzoek in Nederland <strong>een</strong> ander positief effect <strong>van</strong> contact tussen deze groepen <strong>naar</strong><br />
voren gekomen. Zo blijken de Nederlandse taalvaardigheden <strong>van</strong> allochtonen in <strong>een</strong> <strong>wijk</strong><br />
met <strong>een</strong> hoger aantal allochtone bewoners slechter te zijn dan die <strong>van</strong> allochtonen die in<br />
<strong>een</strong> <strong>wijk</strong> met meer autochtone bewoners wonen (Gijsberts & Dagevos, 2005). Dus<br />
28<br />
I n t e r v e n t i e s v o o r e e n l e e f b a r e w i j k