Een Vlaamse spiegel - Nederlandse Vereniging voor Kriminologie
Een Vlaamse spiegel - Nederlandse Vereniging voor Kriminologie
Een Vlaamse spiegel - Nederlandse Vereniging voor Kriminologie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
De distance hypothesis<br />
Canter en Larkin toonden aan dat 87 procent van de 45 serieverkrachters<br />
in hun onderzoek in het zuiden van Engeland in een cirkel leefden, met<br />
als diameter de afstand tussen de twee verst verwijderde pleegplaatsen van<br />
eenzelfde dader (Canter e.a., 2000: 457-458). Samen met Barker heeft Canter<br />
eveneens onderzoek gedaan naar de woonplaats van veroordeelde inbrekers<br />
en hun delictplaatsen. Ook daaruit bleek de validiteit van de circle hypothesis<br />
(Barker, 2000: 69-70). Dit wordt verklaard door de vrees van de dader om in<br />
dezelfde buurt herkend te worden door alerte bewoners. Als we dit <strong>voor</strong> waar<br />
aannemen, zal dit ook zo zijn <strong>voor</strong> de derde en vierde misdaad. Stel dat we de<br />
woonplaats van de dader op een leeg blad papier plaatsen, dan zullen we de<br />
vier misdaden in de vier hoeken zien (Vervaeke, 2000: 215-116). Canter en<br />
Larkin hebben uit de circle hypothesis modellen van dadergedrag ontwikkeld<br />
(Ratcliffe, 2001: 9).<br />
Het model van Van Koppen en De Keijser van het NSCR gaat ervan uit dat<br />
elke crimineel een ‘range van opereren’ heeft, een cirkel om zijn punt van<br />
vertrek. De invloed van de cirkelhypothese is duidelijk. Binnen die range<br />
worden misdrijven op relatief aselecte plaatsen gepleegd, afhankelijk van de<br />
aanwezigheid van geschikte objecten of slachtoffers. Let op: in de directe<br />
omgeving van het woonhuis worden weinig tot zeer weinig delicten gepleegd<br />
(Van Koppen e.a., 2002: 240-242). Maar niet alle daders hebben dezelfde range<br />
van opereren. Veel hangt af van de kenmerken van de dader, de kenmerken van<br />
het delict en het type delict. Aangezien de ranges verschillen, ontstaat bij het<br />
aggregeren dan als vanzelf de distance decay curve.<br />
Terug naar rondtrekkende dadergroepen<br />
Zoals bij elke theoretische invalshoek zijn niet enkel de sterktes, maar ook de<br />
zwakheden van de distance decay theorie intussen genoegzaam bekend. Zo valt<br />
het op dat het grootste deel van het verrichte onderzoek gebaseerd is op bekende<br />
daders, terwijl precies bij vermogensdelinquentie het ophelderingspercentage<br />
toch wel extreem laag ligt en er dus weinig bekende daders zijn. Maguire<br />
benadrukte al dat daders dicht bij hun woon- of verblijfplaats makkelijker<br />
te arresteren zijn dan dezen die grote afstanden afleggen (Ratcliffe, 2001:<br />
8). Als gevolg hiervan kan dan ook een overschatte perceptie ontstaan van<br />
lokale misdrijven en blijft het erg riskant deze resultaten naar de volledige<br />
daderpopulatie te extrapoleren. Hieruit dienen we te concluderen dat<br />
uit onderzoek op basis van de beperkte groep veroordeelde daders nietrepresentatieve<br />
resultaten kunnen <strong>voor</strong>vloeien.<br />
Bij rondtrekkende dadergroepen vallen echter nog andere kritische punten in<br />
het oog. De ganse theorie is immers gebaseerd op de gedachte dat criminaliteit<br />
gepleegd wordt door individuele daders (Kleemans, 1996: 115-117). De<br />
crimineel woont ergens en het is essentieel zijn woonplaats die bepalend is <strong>voor</strong><br />
de keuze van de pleegplaats. Zo benadrukt Kleemans in zijn proefschrift over<br />
Enschede dat inbraken <strong>voor</strong>al gepleegd worden door stadgenoten. Ook bleek<br />
dat de meeste inbrekers alleen of hooguit met zijn tweeën zouden werken, van<br />
18 Jubileumuitgave ‘<strong>Een</strong> <strong>Vlaamse</strong> <strong>spiegel</strong>’