Een Vlaamse spiegel - Nederlandse Vereniging voor Kriminologie
Een Vlaamse spiegel - Nederlandse Vereniging voor Kriminologie
Een Vlaamse spiegel - Nederlandse Vereniging voor Kriminologie
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
verplaatsing: daders trekken weg uit die gebieden waar het plegen van<br />
criminaliteit moeilijker wordt. Te vermelden in dit verband is de afwezigheid<br />
van handlers, personen die zouden kunnen instaan <strong>voor</strong> vormen van informele<br />
sociale controle.<br />
Het dient benadrukt dat hogergenoemde benaderingen het verplaatsingsgedrag<br />
van daders over langere afstand niet verklaren. Op een of andere wijze blijft de<br />
distance-decay-functie van belang in de routine-activiteiten-theorie: criminele<br />
mogelijkheden die buiten de alledaagse gebieden liggen, zoals rondtrekkende<br />
dadergroepen deze opzoeken, worden niet opgemerkt. Rondtrekkende<br />
dadergroepen verlaten een geografisch territorium echter even vlug als ze er<br />
gekomen zijn. Zij nemen niet de tijd om ‘awareness space’ of ‘mental maps’ te<br />
ontwikkelen. Meestal kiezen rondtrekkende dadergroepen een bepaalde plek<br />
uit en werken ze van daaruit een serie delicten af. Het gevolg hiervan is dat<br />
men geen cirkelfiguren krijgt maar dat de delicten zich (tijdelijk) situeren in<br />
één specifiek deel van de gemeente of stad, om daarna in een heel andere buurt,<br />
stad of landsgedeelte op te duiken.<br />
Het grootste bezwaar heeft naar mijn gevoelen te maken met de patroontheorie,<br />
immers rondtrekkende dadergroepen blijken in hoge mate opportunistisch te<br />
functioneren. Het is vrij waarschijnlijk dat deze groepen op <strong>voor</strong>hand niet<br />
weten waar zij precies zullen toeslaan. Men gaat wel doelbewust op pad,<br />
zoekt een geschikt doelwit en slaat toe. Eigenlijk gaat het om zoekdelicten,<br />
in tegenstelling tot (geplande) gelegenheidsdelicten: de beslissing om een<br />
inbraak te plegen is al genomen, maar de beslissing welk doelwit wordt<br />
gekozen nog niet. Het lijkt er sterk op dat het eerder gaat om een zich snel<br />
herhalende, eenvoudige ‘hit and run’ strategie dan om weloverwogen keuzes<br />
of om ‘planningsdelicten’ (Kleemans, 1996: 58).<br />
Uit het <strong>voor</strong>gaande kan slechts één spijtige conclusie worden getrokken: we<br />
hebben te maken met een categorie daders die afwijkt van de dader die aan<br />
geografische daderprofilering zou kunnen onderworpen worden: rondtrekkende<br />
dadergroepen opereren in wisselende volgorde, vanuit verschillende punten<br />
van vertrek, waardoor een a-typische routine ontstaat. Het is echter nog te<br />
vroeg om te besluiten of en hoe deze problematiek de concepties omtrent<br />
geografische daderprofilering zal transformeren. Wel levert het <strong>Vlaamse</strong><br />
fenomeen ‘rondtrekkende dadergroepen’ <strong>voor</strong> de <strong>Nederlandse</strong> criminologie<br />
enkele interessante nieuwe theoretische inzichten en empirische vragen op.<br />
Het is enkel door de studie van dergelijke fenomenen dat we in Nederland<br />
én Vlaanderen tot vernieuwing van het criminologische kennispatrimonium<br />
kunnen komen.<br />
P. Ponsaers - Rondtrekkende dadergroepen<br />
21