15.04.2015 Views

gen

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

De tuin en het koetshuis van Keizersgracht 524 in<br />

Amsterdam, geschilderd in 1772 door Hendrik Keun. Het<br />

pand was ei<strong>gen</strong>dom van Nicolaas Doekscheer, rechts in<br />

blauwe ‘Japonsche rok’. Van links naar rechts, neef en<br />

zakenpartner Hendrik Steenber<strong>gen</strong>, Doekscheers<br />

echt<strong>gen</strong>ote Elizabeth Groen, een dienstbode, Reinier<br />

Steenber<strong>gen</strong> (broer van Hendrik) en een tuinman.<br />

Coll. Rijksmuseum, Amsterdam<br />

(Nederland’s Patriciaat en Nederland’s Adelsboek). Tot in de allerhoogste<br />

krin<strong>gen</strong> trok men voordeel uit de plantage-economie in<br />

de West. Isaac Jan Alexander Gogel (1765-1821), met tussenpozen<br />

a<strong>gen</strong>t en later minister van Financiën in de periode 1798-<br />

1813, en Elias Canneman (1777-1861), commissaris-<strong>gen</strong>eraal<br />

van Financiën in 1813-1814, en van 1831 tot 1853 commissaris<br />

van de Nederlandse Handelsmaatschappij, hadden uitgebreide<br />

belan<strong>gen</strong> in Berbice, Demerara en Essquebo. Johannes Goldberg,<br />

directeur-<strong>gen</strong>eraal van het ministerie van Koophandel en<br />

Koloniën in de periode 1815-1818, was nauw betrokken bij de<br />

overdracht van de koloniën aan Engeland en was hecht<br />

bevriend met een aantal van de plantage-ei<strong>gen</strong>aren en hun<br />

families.<br />

De inventaris van 1818 biedt gedetailleerde informatie met<br />

betrekking tot de relaties zoals die bestonden tussen kolonisten<br />

in Essequebo, Demerara en Berbice aan de ene kant van de oceaan,<br />

en de zakelijke en bestuurlijke elite in Nederland aan de<br />

andere kant. Indirect levert het archiefstuk, samen met biografische<br />

en <strong>gen</strong>ealogische gegevens uit andere bronnen, inzicht in<br />

de mate waarin kolonisten er in slaagden grote fortuinen te vergaren,<br />

die in Nederland werden geïnvesteerd in bijvoorbeeld<br />

ijzergieterijen, steenbakkerijen en luxe buitenverblijven.<br />

Intrigerend in het archiefstuk is de stilte omtrent kwesties die<br />

we te<strong>gen</strong>woordig beschouwen als essentiële aspecten van een<br />

investeringsklimaat. Daartoe behoren zeker de demografische<br />

gegevens voor de meerderheid van de bevolking, de tot slaaf<br />

gemaakten. De negatieve bevolkingsontwikkeling van die groep<br />

gedurende een lange periode spreekt boekdelen. Haar leefwereld<br />

is Hobbiaans: nasty, cruel and short, smerig, beestachtig en<br />

kort. Geen van de observaties en zakelijke kanttekenin<strong>gen</strong> in<br />

het archiefstuk verraadt bezorgdheid over het verdienmodel:<br />

een plantage-economie gebaseerd op slavernij.<br />

Dit is opvallend omdat Nederlandse investeerders en kolonisten<br />

in geregeld contact stonden met Engeland, waar de lobby om<br />

slavenhandel te beteugelen en slavernij af te schaffen het politieke<br />

debat beheerste en de buitenlandse politiek beïnvloedde.<br />

Zachary Macaulay bijvoorbeeld, voorvechter voor afschaffing<br />

van slavernij en slavenhandel, vergezelde in 1814 de Engelse<br />

minister van Buitenlandse Zaken naar de onderhandelin<strong>gen</strong><br />

voorafgaand aan het Congres van Wenen om medewerking van<br />

andere Europese mo<strong>gen</strong>dheden te verwerven voor afschaffing<br />

van de slavenhandel. Er was geen vergelijkbare dynamiek in het<br />

Nederland van die tijd. Een ‘partij Negerwijven’, zoals <strong>gen</strong>oemd<br />

in het archiefstuk, lijkt alleen interessant omdat er niet voor<br />

betaald is. Het Soeverein Besluit van Willem I van 15 juni 1814<br />

om slavenhandel te verbieden aan Nederlandse onderdanen,<br />

zonder openbaar of parlementair debat, typeert geen bezorgdheid<br />

over slavenhandel of slavernij in het algemeen. Willem I<br />

ambieerde het koningschap van een Verenigd Koninkrijk der<br />

Nederlanden. Engelse medewerking was hierbij onmisbaar. Het<br />

verbod van 15 juni was essentieel om die Engelse steun te verwerven.<br />

De spannin<strong>gen</strong> in het koloniale verdienmodel veroorzaakten in<br />

Demerara in 1823 een van de grootste slavenopstanden op het<br />

westelijk halfrond toen twaalfduizend tot slaaf gemaakten<br />

rebelleerden. Deze opstand, en vergelijkbaar verzet in Jamaica,<br />

waren de voorbodes van het einde van slavernij in het Engelse<br />

koloniale rijk. In 1834, bijna een <strong>gen</strong>eratie voordat Nederland<br />

hiertoe overging in 1863, schafte Engeland de slavernij af. Veel<br />

van de toen nog in Brits Guiana wonende Nederlandse plantage-ei<strong>gen</strong>aars<br />

deelden royaal in de compensatiegelden die Engeland<br />

betaalde. •<br />

De bron online<br />

Een doorzoekbare en onverkorte transcriptie van de inventaris van<br />

grondei<strong>gen</strong>aren en hypotheken zoals aanwezig in de Engelse<br />

archieven en zoals kort beschreven in dit artikel, is te vinden op<br />

http://<strong>gen</strong>-magazine.blogspot.nl. De inventaris en verklarende<br />

teksten illustreren de langlopende belan<strong>gen</strong> die vele Nederlanders<br />

en andere Europeanen in 1818 hadden in Berbice, Demerara en<br />

Essequebo.<br />

Paul Koulen studeerde politieke wetenschappen, economie en<br />

geschiedenis. Hij woonde en werkte jarenlang in Guyana, Trinidad<br />

en West-Afrika.<br />

52 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!