gen

en diens echtgenote. Vooral W.A.A.J. baron Schimmelpenninck
van der Oye (1889-1957), de een na laatste eigenaar van het kasteel,
had een grote belangstelling voor de bewonersgeschiedenis
van Duivenvoorde en hij kocht in 1941 het eerste voorvaderportret
uit de familie Van Lyere aan. Deze lijn werd voortgezet
door de Stichting Duivenvoorde toen zij in 1963 overging tot de
acquisitie van een familiegroep en werd in 2004 gecomplementeerd
door de aanwinst van een prachtig portret van Jacob zelf.
Jacob van Wassenaer
Jacob van Wassenaer was de oudste zoon van Arent (1610-1681)
en diens achternicht Anna Margaretha van Scherpenzeel (1622-
1662). Er zijn van hem vele portretten bewaard gebleven, waardoor
hij van kindertijd tot op latere leeftijd gevolgd kan worden.
Als klein ventje staat hij afgebeeld op een groot schilderij dat
Gerard van Honthorst (1590-1656) rond 1650 schilderde. Waarschijnlijk
was het oorspronkelijk bestemd voor het Haagse
Wassenaerhuis, maar het is in ieder geval in de vroege achttiende
eeuw overgebracht naar kasteel Duivenvoorde, waar het
nu deel uitmaakt van het grote decoratieprogramma van de
Johan van Wassenaer van Duivenvoorde en zijn twee
overleden echtgenotes Maria van Voerst en Clara de
Hinojosa, geportretteerd door Johannes Mijtens in 1643.
Foto RKD – Nederlands instituut voor
kunstgeschiedenis, Den Haag
zogenaamde Marotzaal. Jacobs vader, in harnas met oranje
sjerp, was kolonel in het Staatse leger van stadhouder Frederik
Hendrik. Met zijn compagnie te paard streed hij mee bij de
belegering van Maastricht voordat hij in 1664 gouverneur van
Willemstad werd. Hoewel zoon Jacob zich al op jonge leeftijd
in de garnizoensstad bij zijn vader voegde, leidde dit niet tot
een militaire carrière.
In september 1668 trouwde Jacob op negentienjarige leeftijd
met de zestienjarige Jacoba van Lyere. Ze zullen elkaar ongetwijfeld
in Den Haag hebben ontmoet. Jacoba woonde met
haar moeder Maria van Reygersberch (1638-1673) ‘om de hoek’
aan het Lange Voorhout 56, het huidige hotel Des Indes. In
zijn huwelijksjaar kreeg Jacob van zijn vader de heerlijkheid
Voorschoten, waardoor hij al op jonge leeftijd de kans kreeg
om belangrijke functies te vervullen. Als heer van Voorschoten
kon hij toetreden tot de Hollandse ridderschap en benoemd
gen. 59