12.09.2013 Views

eindwerk B. Duytschaever.pdf - GGS Jeugdgezondheidszorg

eindwerk B. Duytschaever.pdf - GGS Jeugdgezondheidszorg

eindwerk B. Duytschaever.pdf - GGS Jeugdgezondheidszorg

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

De kwantitatieve groei van de woordenschat van peuters vertoont enkele opvallende<br />

kenmerken. Het tijdstip van verschijnen van het eerste woordje varieert sterk van kind tot<br />

kind (1). Op de leeftijd van 14 maanden produceren de meeste kinderen minstens 1 woord.<br />

Enkele meisjes gebruiken op die leeftijd al meer dan 20 woordjes. Op 19 maanden gebruikt<br />

de helft van de kinderen minstens 50 woorden, op 24 maanden is dat ongeveer tweederde<br />

van de kinderen. De gemiddelde leeftijd van de hele groep die 50 woorden produceert is<br />

21,3 maanden (7). Gegevens uit de N-CDI/Woorden en Zinnen bevestigen dit voor de<br />

leeftijd van 19 maanden, maar op 24 maanden situeren de N-CDIs het 50-woordenpunt<br />

onder de 10 de percentiel (6). De sterke spreiding van woordproductie tussen de mediaan en<br />

de 75 ste en 90 ste percentiel bij jonge kinderen vindt men ook grotendeels terug in de<br />

leeftijdscategorie van 16 tot 30 maanden (9). De gemiddelde score neemt toe tot 573<br />

woorden op de leeftijd van 30 maanden, wat een tienvoudige toename in woordenschat<br />

weergeeft over een periode van 15 maanden, tussen de leeftijd van 16 maanden en 30<br />

maanden (9). Op 24 maanden gebruikt een gemiddelde Nederlandstalige jongen 220<br />

woordjes terwijl een meisje er dan al gemiddeld bijna 300 produceert. Wanneer een kind 30<br />

maanden is, gebruikt het al ruim 500 woorden actief (6).<br />

De woordenschatspurt<br />

Meestal is er in het begin van de verwerving van (proto)woorden een plateaufase, waarin<br />

weinig woorden worden verworven. Nadien volgt er een woordenschatexplosie: een plotse<br />

snelle aangroei van de woordenschat (1).<br />

De woordenschatspurt ontstaat typisch nadat het 50-woordstadium werd bereikt. Dit gebeurt<br />

meestal tussen 17 en 19 maanden, maar wordt bij sommige kinderen al gezien op de leeftijd<br />

van 15 à 16 maanden. Een kind leert voor de spurt 1 à 2 nieuwe woorden per week en<br />

verwerft er 8 tot 10 tijdens de woordenschatspurt (9,5).<br />

De kwalitatieve groei<br />

De eerste woorden van kinderen komen uit een aantal domeinen die behoren tot hun<br />

dagelijkse leefwereld, zoals bijvoorbeeld: mensen, dieren, speelgoed, voedsel, acties en<br />

toestanden, kwalificaties, e.a. (1). Ruim 60% van de eerste woorden behoort tot de klasse<br />

van de ‘nominals’ (zelfstandige naamwoorden, namen en voornaamwoorden), iets minder<br />

dan 20% zijn actiewoorden, modifiers (= bijvoeglijke naamwoorden) en persoonlijke-sociale<br />

woorden maken telkens 10% van de eerste woordenschat uit. Binnen de klasse van de<br />

zelfstandige naamwoorden (soortnamen) zijn dieren, eten en drinken het meest<br />

vertegenwoordigd. Verder worden dingen uit het huishouden, voertuigen, speelgoed, kledij,<br />

lichaamsdelen,… in steeds mindere mate benoemd. De meest gebruikte zelfstandige<br />

naamwoorden in de vroegste woordenschat zijn in afnemende frequentie: auto, mama, papa,<br />

8

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!