eindwerk B. Duytschaever.pdf - GGS Jeugdgezondheidszorg
eindwerk B. Duytschaever.pdf - GGS Jeugdgezondheidszorg
eindwerk B. Duytschaever.pdf - GGS Jeugdgezondheidszorg
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
In de meerwoordzin-fase breidt de zinslengte uit tot drie à vijf woorden, de zinnen zijn<br />
veeleer lineair georganiseerd en ze bestaan vooral uit inhoudswoorden: naamwoorden,<br />
werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. Het aantal functiewoorden is gelimiteerd,<br />
sommige klassen van woorden ontbreken nog: lidwoorden, voegwoorden, sommige<br />
hulpwerkwoorden, de meeste bijwoorden en voorzetsels die tijd en hoeveelheid aanduiden.<br />
Ook de flexie of verbuiging van het zelfstandig naamwoord en het bijvoeglijk naamwoord en<br />
de vervoeging van het werkwoord ontbreken nog. Dit ontbreken van morfologie en de<br />
meeste functiewoorden geeft deze zinnetjes hun telegramstijl-aspect (1).<br />
2.4 De differentiatiefase<br />
Deze fase valt in grote lijnen samen met de kleuterperiode en wordt gekenmerkt door de<br />
ontwikkeling van alle niveaus van de taal: de fonologie, de semantisch-lexicale ontwikkeling,<br />
de morfosyntaxis of grammaticale ontwikkeling en de pragmatiek.<br />
2.4.1 De fonologische ontwikkeling<br />
Fonemen zijn de kleinste eenheden van een taal die een verschil van betekenis markeren of<br />
die één woord verschillend maken van een ander. Fonemen worden gecombineerd om<br />
woorden te vormen, woorden worden in zinsdelen geschikt en zinsdelen worden<br />
gecombineerd om zinnen te vormen. Op de leeftijd van 4 tot 6 maanden kan een baby alle<br />
klanken en contrasten van zijn eigen taal opvangen, maar het verwerven van de expressieve<br />
fonologie is een langzaam proces dat op kleuterleeftijd nog niet afgewerkt is (5).<br />
De fonologische ontwikkeling wordt hier niet verder beschreven, omdat – wegens de jonge<br />
leeftijd van het doelpubliek – de uitspraak nog weinig relevant is voor het onderscheiden van<br />
taalpathologie.<br />
2.4.2 De semantiek en woordenschat<br />
In deze fase gaat de semantisch-lexicale ontwikkeling in een hoog tempo verder. De<br />
woordenschatgroei maakt een tweede opmerkelijke versnelling door rond de leeftijd van drie<br />
jaar, met naar schatting een expressieve woordenschat van 1000 woorden en een<br />
woordenschatbegrip van heel wat meer (2).<br />
Een belangrijke mijlpaal die veel kinderen rond 2,5 jaar verwerven is de kennis van de<br />
reciproke relatie: jij/ik, jouw/mijn. Ze verwijzen dan naar zichzelf als ‘ik’ in plaats van met hun<br />
eigen naam (8).<br />
2.4.3 De grammaticale ontwikkeling<br />
Het cruciale aspect van taalontwikkeling in de periode van 24 tot 36 maanden is dat kinderen<br />
grammaticale morfemen beginnen toe te voegen aan hun zinnen. Een morfeem is de<br />
11