eindwerk B. Duytschaever.pdf - GGS Jeugdgezondheidszorg
eindwerk B. Duytschaever.pdf - GGS Jeugdgezondheidszorg
eindwerk B. Duytschaever.pdf - GGS Jeugdgezondheidszorg
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Samenvatting<br />
Taalontwikkelingsstoornissen zijn een belangrijk probleem waarmee men te maken krijgt in<br />
de preventieve setting van het consultatiebureau van Kind en Gezin. Het Van<br />
Wiechenonderzoek is niet steeds toereikend om taalproblemen op te sporen en de<br />
doorverwijsrichtlijnen geven onvoldoende houvast.<br />
Screening op taalontwikkelingsstoornissen is wenselijk, maar het is niet duidelijk welk<br />
instrument hiervoor het best geschikt is. In het Nederlands taalgebied zijn verschillende<br />
instrumenten voor de evaluatie van de taalontwikkeling van jonge kinderen beschikbaar.<br />
Hiervan was één bijzonder geschikt om te gebruiken op het consultatiebureau, de N-<br />
CDIs/korte vormen van Zink et al. (2003).<br />
Een onderzoek werd opgezet om een vergelijking te maken tussen het Van<br />
Wiechenonderzoek, onderdeel Communicatie, en de N-CDIs/korte vormen. Uit de resultaten<br />
blijkt dat beide instrumenten niet steeds dezelfde kinderen en niet evenveel kinderen als<br />
taalvertraagd aanduiden, vooral op het gebied van taalbegrip is er een verschil. Het Van<br />
Wiechenschema geeft niet steeds een ‘alarmsignaal’ waar een peuter uitvalt op<br />
woordenschatbegrip met de N-CDIs. In totaal detecteert het Van Wiechenonderzoek meer<br />
peuters als taalvertraagd dan de N-CDIs/korte vormen.<br />
Op basis van de resultaten van dit onderzoek, kan men concluderen dat de N-CDIs/korte<br />
vormen een waardevolle aanvulling kunnen zijn op het reeds toegepaste Van<br />
Wiechenschema bij ongerustheid bij de arts of de ouders i.v.m. de taalontwikkeling van een<br />
peuter.<br />
Meer onderzoek is echter nodig naar de toepasbaarheid van het Van Wiechenonderzoek én<br />
de N-CDIs/korte vormen op het consultatiebureau en om een beleid op te maken waarin de<br />
resultaten van beide instrumenten éénduidig de criteria voor doorverwijzing bepalen.<br />
IV