eindwerk B. Duytschaever.pdf - GGS Jeugdgezondheidszorg
eindwerk B. Duytschaever.pdf - GGS Jeugdgezondheidszorg
eindwerk B. Duytschaever.pdf - GGS Jeugdgezondheidszorg
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
3.3.1.2 Diagnose<br />
Bij SLI zijn nonverbale cognitieve capaciteiten losgekoppeld van taalcapaciteiten. De<br />
diagnose van SLI wordt dan gesteld door de taalvaardigheden van een kind te vergelijken<br />
met zijn non-verbaal cognitief functioneren (performaal IQ) (3,20).<br />
Verder is SLI een uitsluitingsdiagnose met de volgende criteria (2,3,5,12,20):<br />
1. Geen benedengemiddelde intelligentie of mentale retardatie.<br />
2. Er is geen gehoorsstoornis.<br />
3. Geen afwijking aan de spraakorganen.<br />
4. Het kind heeft ook geen aantoonbaar neurologisch letsel.<br />
5. Het kind heeft geen emotionele problemen, geen contactstoornis.<br />
6. Er is geen sprake van extreme deprivatie: sociale of taaldeprivatie.<br />
7. En er is evenmin kinderpsychiatrische problematiek.<br />
3.3.1.3 Het totale taalbeeld<br />
Kinderen met SLI kunnen stoornissen hebben in de expressieve taal of in de receptieve én<br />
expressieve taal. Er kan een wisselend accent liggen op taalproductie, taalbegrip en<br />
communicatieve vaardigheden. Dikwijls bestaat er geen eenduidige samenhang tussen die<br />
drie domeinen. Eén, enkele of alle taalniveaus zijn betrokken: fonologische, semantische,<br />
syntactische en pragmatische problemen kunnen in verschillende verhoudingen<br />
gecombineerd voorkomen (2,3,12):<br />
1. Fonologische problemen: vertraagde fonologische ontwikkeling (het kind is minder<br />
verstaanbaar dan men volgens zijn leeftijd zou verwachten) of atypische fonologische<br />
processen.<br />
2. Semantische problemen hebben te maken met het niet-leeftijdsadequaat begrijpen<br />
van de betekenis van woorden en zinnen in een bepaalde context. Semantische<br />
problemen werken ook door op het taalbegrip van kinderen en op de<br />
benoemingsflexibiliteit, de woordvorming en de woordvinding. Hierdoor lijkt het alsof<br />
het kind voorgoed in de fase van niet-vloeiend spreken blijft hangen.<br />
3. Kinderen met specifieke taalstoornissen hebben vaak syntactische problemen op<br />
basis van hun problemen met werkwoordsvervoegingen en de constellatie van de<br />
zinsdelen die bij het werkwoord horen (de argumentstructuur). Het blijkt dat kinderen<br />
met specifieke taalstoornissen een aantal kernfouten maken: het<br />
werkwoordsmorfeem wordt weggelaten, de stamvorm wordt gebruikt. Het kind<br />
gebruik enkelvoudige werkwoordsvormen terwijl het onderwerp van de zin<br />
meervoudig is. Het werkwoord blijft onvervoegd aan het einde van een uiting staan.<br />
Er wordt een tegenwoordige tijdsvorm gebruikt terwijl de handeling in het verleden<br />
19