14.09.2013 Views

Rekenen voor peuters - Toetswijzer

Rekenen voor peuters - Toetswijzer

Rekenen voor peuters - Toetswijzer

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

dat steekproeven van kinderen uit de verschillende leeftijdscategorieën P1 en P2. Daarbij maakt het,<br />

behoudens wat bij het vorige punt is vermeld over nauwkeurigheid, niet uit welke selectie van items<br />

aan een kind binnen een normeringsgroep wordt afgenomen. Een van de eigenschappen van<br />

gekalibreerde itembanken is immers dat met elke selectie items de vaardigheid van kinderen kan<br />

worden bepaald. In de praktijk komt dit meestal neer op het schatten van gemiddelde en<br />

standaardafwijking in de veronderstelling dat de vaardigheid normaal verdeeld is. Met deze schattingen<br />

kunnen dan ook schattingen gemaakt worden van de percentielen in de populatie.<br />

In het kalibratie- en normeringsonderzoek van de toets <strong>Rekenen</strong> <strong>voor</strong> <strong>peuters</strong> hebben we ook de toets<br />

<strong>Rekenen</strong> <strong>voor</strong> kleuters meegenomen. Dit houdt in dat we een set met items die <strong>voor</strong> driejarige <strong>peuters</strong><br />

bedoeld zijn, niet alleen hebben afgenomen bij driejarige <strong>peuters</strong>, maar deels ook bij kinderen uit<br />

groep 1. Tevens hebben we een deel van de items die bedoeld zijn <strong>voor</strong> groep 1 ook bij driejarige<br />

<strong>peuters</strong> afgenomen. Bij de analyse van de resultaten bleek dat we de peuteritems op dezelfde schaal<br />

konden plaatsen als de kleuteritems. De itembank bevat dus zowel peuter- als kleuteritems.<br />

─ Ook bij kinderen die niet tot de betreffende referentiepopulatie van driejarige <strong>peuters</strong> behoren, maar die<br />

ouder zijn, is het zinvol om de toets <strong>Rekenen</strong> <strong>voor</strong> <strong>peuters</strong> <strong>voor</strong> te leggen, indien de toetsen <strong>Rekenen</strong><br />

<strong>voor</strong> kleuters nog te moeilijk zijn <strong>voor</strong> deze kinderen. Er is één vaardigheidsschaal gemaakt <strong>voor</strong> de<br />

toetsen <strong>Rekenen</strong> <strong>voor</strong> <strong>peuters</strong> en <strong>Rekenen</strong> <strong>voor</strong> kleuters. De toetsscore op deze toetsen wordt<br />

omgezet in een schatting van de vaardigheid. Deze schatting kan geplaatst worden in de<br />

vaardigheidsverdeling van de populatie waar het kind qua leeftijd het beste bij past. Een leerling met<br />

achterstand in groep 1 kan bij<strong>voor</strong>beeld de toets <strong>Rekenen</strong> <strong>voor</strong> <strong>peuters</strong> maken en zijn<br />

vaardigheidsschatting kan behalve met de populatie van zijn eigen groep (bij<strong>voor</strong>beeld in groep 1) op<br />

een bepaald afnamemoment (midden of eind) vergeleken worden met de populatie van oudste <strong>peuters</strong><br />

(P2) met bij<strong>voor</strong>beeld de uitspraak: “De vaardigheid van deze leerling komt overeen met de mediane<br />

vaardigheid van <strong>peuters</strong> in leeftijdscategorie P2.” Immers, het kalibratie-onderzoek heeft laten zien dat<br />

alle items dezelfde vaardigheid meten. Met de toetsen <strong>Rekenen</strong> <strong>voor</strong> <strong>peuters</strong> en <strong>Rekenen</strong> <strong>voor</strong><br />

kleuters meten we dus dezelfde vaardigheid, zodat schattingen die van verschillende toetsen afkomstig<br />

zijn zinvol met elkaar kunnen worden vergeleken.<br />

2.4.2.2 Het gehanteerde meetmodel<br />

In het normeringsonderzoek is gebruikgemaakt van een op de itemresponstheorie (IRT) gebaseerd<br />

meetmodel. Dergelijke modellen verschillen in een aantal opzichten nogal sterk van de klassieke testtheorie<br />

(Verhelst, 1993; Verhelst & Kleintjes, 1993; Verhelst en Glas, 1995). Bij de klassieke testtheorie staan de<br />

toets en de toetsscore centraal. Het theoretisch belangrijkste begrip in deze theorie is de zogenaamde ware<br />

score, de gemiddelde score die de persoon zou behalen indien de test een oneindig aantal keren onder<br />

dezelfde condities zou worden afgenomen. Deze klassieke testtheorie zou in dit onderzoek niet gebruikt<br />

kunnen worden, aangezien het normeringsonderzoek van de rekentoetsen een onvolledig design betrof:<br />

niet alle kinderen hadden alle opgaven gemaakt.<br />

Het gebruik van het IRT-model heeft enkele belangrijke <strong>voor</strong>delen. Op de eerste plaats kunnen de<br />

populatieschattingen onafhankelijk van de schattingen van de itemparameters plaatsvinden. Dat heeft<br />

<strong>voor</strong>delen bij het wegen van de verschillende groepen om te zorgen dat de steekproef geheel<br />

overeenkomstig de populatieverdeling is. Daarna kan met deze populatieverdeling en kennis over de<br />

itemparameters precies bepaald worden welke de item- en toetskarakteristieken zijn <strong>voor</strong> de populatie.<br />

Voor een overzicht van meer <strong>voor</strong>delen van IRT boven klassieke testtheorie wordt verwezen naar<br />

Hambleton, Swaminathan en Rogers (1991).<br />

In de IRT staat het te meten begrip of de te meten eigenschap centraal. De IRT beschouwt het antwoord op<br />

een item als een indicator <strong>voor</strong> de mate waarin die eigenschap aanwezig is. Het verband tussen<br />

eigenschap en itemantwoord is van probabilistische aard en wordt weergegeven in de zogenaamde<br />

itemresponsfunctie. Die geeft aan hoe groot de kans is op een correct antwoord als functie van de<br />

onderliggende eigenschap of vaardigheid. Formeler: zij Xi de toevalsvariabele die het antwoord op item i<br />

<strong>voor</strong>stelt. X i neemt de waarde 1 aan in geval van een correct antwoord en 0 in geval van een fout antwoord.<br />

18

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!