Rekenen voor peuters - Toetswijzer
Rekenen voor peuters - Toetswijzer
Rekenen voor peuters - Toetswijzer
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Inleiding<br />
In een aantal projecten binnen Cito is het de gewoonte toetsgegevens te analyseren met een<br />
unidimensionaal IRT model, zoals het Raschmodel of OPLM. In het PPON project is de<br />
inhoudelijke bepaling van de verzameling items die aldus wordt geanalyseerd vrij beperkt.<br />
In andere toepassingen, bij<strong>voor</strong>beeld het LVS, wordt een soortgelijk model toegepast op een<br />
inhoudelijk veel breder domein van items. In het domein <strong>Rekenen</strong>-Wiskunde bij<strong>voor</strong>beeld,<br />
worden aan het eind van het basisonderwijs 24 verschillende schalen onderscheiden binnen<br />
PPON, terwijl in het LVS gestreefd wordt om alle onderdelen uit het domein op een enkele<br />
schaal onder te brengen.<br />
Deze op het eerste gezicht niet consistente aanpak heeft praktische en historische redenen die<br />
hier niet aan de orde zullen worden gesteld; wat ons hier zal bezighouden is de vraag of en in<br />
welke mate twee zo duidelijk verschillende wijzen van analyseren psychometrisch kunnen<br />
worden verantwoord.<br />
Het probleem wordt aangepakt vanuit een praktische vraagstelling: indien we de items uit een<br />
breed domein indelen in een aantal (inhoudelijk of op anderszins zinvolle manier bepaalde)<br />
categorieën, welk nut en welke zin heeft het bestuderen van de deelscores op deze onderdelen<br />
als we het hele domein als een unidimensionale verzameling beschouwen. Een rijtje<br />
deelscores uit de verschillende subdomeinen wordt een profiel genoemd, vandaar de titel van<br />
dit rapport.<br />
Het rapport bestaat essentieel uit twee delen. In het eerste deel wordt beargumenteerd in<br />
welke zin het bestuderen van profielen zinvol is bij het gebruik van een unidimensionaal<br />
model. In het tweede deel wordt nader ingegaan op de technische uitwerking van zo’n<br />
profielanalyse. Dit gedeelte wordt dan meteen ook geïllustreerd met <strong>voor</strong>beelden uit de<br />
Citopraktijk.<br />
Functie van de profielanalyse<br />
Men zou het volgende standpunt kunnen innemen: indien alle items uit een breed domein<br />
inderdaad een enkele latente dimensie aanspreken (een enkel concept) en we zijn in staat<br />
nauwkeurig te specificeren op welke wijze dit ‘aanspreken’ moet worden begrepen, dan heeft<br />
het bestuderen van profielen weinig of geen zin.We kunnen dan immers de positie van een<br />
leerling op het latente continuum (met een gekende nauwkeurigheid) bepalen aan de hand van<br />
antwoorden op een willekeurige deelverzameling van items uit het brede domein, waarbij<br />
moet worden aangetekend dat de graad van nauwkeurigheid afhangt van welke items men<br />
kiest – en meer in het bijzonder van het aantal items dat men kiest. Om concreet te maken wat<br />
hier precies wordt bedoeld, lichten we het <strong>voor</strong>gaande toe met een <strong>voor</strong>beeld.<br />
Veronderstel dat we het brede domein <strong>Rekenen</strong> kunnen opdelen in twee deeldomeinen –<br />
breuken en meetkunde. Zeggen dat breuken en meetkunde-items hetzelfde concept<br />
aanspreken betekent dat de prestatie van een leerling op beide deeldomeinen alleen afhangt<br />
van eenzelfde vaardigheid, die we hier <strong>voor</strong> het gemak rekenvaardigheid noemen.<br />
Dit impliceert dat we de rekenvaardigheid van een leerling kunnen bepalen door hem een<br />
toets <strong>voor</strong> te leggen die uitsluitend items met breuken bevat, of uitsluitend meetkunde-items<br />
of een willekeurig mengsel van breuken en meetkunde-items. Dit is een belangrijk principe in<br />
de psychometrie, dat soms wordt aangeduid met de term ‘specifieke objectiviteit’.<br />
Daarmee is natuurlijk niet alles gezegd over de meetnauwkeurigheid. Stel dat in de hele<br />
itembank met meetkunde-items en breuken items, deze laatste categorie gemiddeld genomen<br />
substantieel moeilijker is dan de eerste, en wel zodanig dat hele zwakke leerlingen bijna geen<br />
enkel breuken-item correct kunnen beantwoorden, en dat heel vaardige leerlingen bijna geen<br />
fouten maken op de meetkunde-items. Dan ligt het een beetje <strong>voor</strong> de hand dat we <strong>voor</strong> een<br />
3