Basis Zorgprogramma - Efp
Basis Zorgprogramma - Efp
Basis Zorgprogramma - Efp
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Basis</strong> <strong>Zorgprogramma</strong><br />
normcategorie (bijvoorbeeld binnen beneden gemiddeld) niet mee, maar een kleine over de grens<br />
van een normcategorie heen wel. Ten derde blijft het de vraag wat de meest relevante normgroep<br />
is. De genoemde SCL90 heeft bijvoorbeeld zes normgroepen, zoals de al genoemde ‘bevolking in<br />
haar geheel’ en ‘poliklinische psychiatrische patiënten’.<br />
Als aan normcategorieën een score valt te verbinden (bijvoorbeeld 1 = zeer laag, 2 = laag, 3 =<br />
beneden gemiddeld etc.) kan men de scores voor de schalen waarop men verbetering verwacht<br />
optellen bij de voormeting en bij de nameting. Als de twee sommen verschillen, kan dat iets zeggen.<br />
Wat het zegt, hangt vooral af van hoe de verbetering qua normgroep(en) past binnen het gehele<br />
behandelplan.<br />
Statistische overwegingen<br />
Statistische overwegingen<br />
Als een persoon bij de nameting gunstiger scoort dan bij de voormeting kan men op grond van de<br />
standard error of measurement (Se) berekenen hoe groot de kans is dat het verschil tot stand kwam<br />
op grond van toeval. Twee scores verschillen van elkaar met een waarschijnlijkheid van 95% (α =<br />
0.05) als de onderlinge afstand 1,96 Se bedraagt. Dat is het geval als er geen verwachting is over<br />
de richting van het verschil. Als dat wel zo is, is een afstand van 1,65 Se nodig. Om tot een<br />
significant resultaat te leiden vereist toetsen op grond van de standaardmeetfout wel een<br />
behoorlijke vooruitgang.<br />
De Reliable Change Index (RCI) is verwant aan de standaardmeetfout (het gaat hier om een<br />
afgeleide van de standaardmeetfout van een verschil). Werken met de RCI is niet beter dan werken<br />
met de standaardmeetfout, maar berust op een iets ander principe. De RCI is het meest robuust,<br />
maar zal vaak niet significant zijn als er wel een ‘echt’ effect is. Daarom zijn er alternatieve<br />
statistische methoden in gebruik die gemakkelijker een verschil te zien geven in individuele<br />
gevallen.<br />
Het eerste alternatief is een toetsingsprocedure volgens de McNemar- toets (zie voor verdere<br />
informatie Bishop et al, 2004). De tweede manier gaat uit van de afzonderlijke itemscores in plaats<br />
van de schaalscore. Hierbij worden itemscores beschouwd als afzonderlijke waarnemingen, waarop<br />
men een t-toets of een non- parametrische toets als de Wilcoxon (of Mann- Whitney U-test) kan<br />
loslaten. Deze procedure krijgt aan het einde van de deze statistische overwegingen nadere uitleg.<br />
De derde manier introduceert een ‘vaste’ standaardmeetfout (voor details zie: Bartels et al, 2008).<br />
De procedure houdt vervolgens in dat de behandelaar na de eerste meting de scores inspecteert en<br />
hypothesen formuleert over de te verwachten vooruitgang: dus op welke schalen van het<br />
instrument, bijvoorbeeld de SCL90, de behandelaar vooruitgang, enige vooruitgang of geen<br />
vooruitgang verwacht. Een collega ondertekent deze verwachtingen, waarna ze worden<br />
‘gedeponeerd’ bij het secretariaat of een externe instantie. Na meting 2 berekent men de<br />
vooruitgang aan de hand van een van de genoemde methoden. Tevens toetst men in hoeverre de<br />
verwachtingen overeenkomen met de uitslagen en hoe men een en ander kan interpreteren. De<br />
behandelaar krijgt zo nauwkeurige feedback over de vooruitgang en de juistheid van de<br />
47