Zorgboek diabetes type 1 - Bvvde

De keuze van een insulinepen
Er zijn verschillende soorten insulinepennen. Meestal horen bepaalde insulinepennen bij een
bepaald merk insuline. Er kan dus niet zomaar van insulinepen worden gewisseld. Als u
voorkeur hebt voor een bepaalde pen, meld dit dan aan de arts of diabetesverpleegkundige.
De belangrijkste verschillen zetten we op een rijtje.
Bij de meeste pennen kan de ampul met insuline verwisseld worden. Er zijn echter ook
wegwerppennen, die weggegooid worden als de ampul leeg is.
De manier waarop de hoeveelheid insuline wordt ingesteld verschilt per pen. Er zijn pennen
die bij het instellen bij elke eenheid een klikje laten horen; deze zijn handig als u slecht ziet.
Mensen die bang zijn voor naalden kunnen ook kiezen voor een na aldloos injectiesysteem.
Door middel van gasdruk wordt de insuline via de huidporiën in het onderliggende weefsel
geperst.
Bij sommige pennen kunt u nagaan hoelang geleden u een bepaalde dosis gespoten hebt.
Dit kan handig zijn als u bijvoorbeeld wat vergeetachtig bent.
U zult vaak beginnen met de insulinepen die in het ziekenhuis of op de polikliniek hebt
gekregen. Als u daar eenmaal aan gewend bent kunt u deze insulinepen gewoon blijven
gebruiken, maar andere pennen uitproberen kan natuurlijk ook.
De keuze van de naald(en)
Insulinenaalden zijn in verschillende lengten verkrijgbaar. De diabetesverpleegkundige of
doktersassistent adviseert u welke naaldlengte voor u het beste werkt. Dit hangt onder meer af
van de injectieplaats, de injectietechniek en de dikte van het onderhuidse vetweefsel.
Het gebruik van een insulinepen
Hoewel er dus verschillende soorten pennen zijn, werken ze in grote lijnen hetzelfde. De
stappen zijn:
Eerst wast u uw handen.
Bij troebele insuline wentelt u de pen rustig twintig keer om en om, zodat de insuline goed
verdeeld wordt door de vloeistof. Niet schudden! Heldere insuline is klaar voor gebruik.
U plaatst de naald op de pen.
Haal het dopje van de naald. Spuit met één à twee eenheden de lucht weg.
Daarna stelt u de hoeveelheid insuline in. Controleer altijd even of u echt de goede
hoeveelheid hebt ingesteld, omdat een verkeerde hoeveelheid vervelende gevolgen kan
hebben.
Steek de naald tot onder de huid (tot aan het plastic uiteinde of de naaldverkorter).
Houd de pen met uw hand vast en druk met de duim op de knop.
Laat de naald ongeveer vijf tellen in de huid zitten, om te voorkomen dat er insuline
uitdruppelt.
Trek ten slotte de naald uit de huid.
Verwijder na gebruik de naald. Als u de naald laat zitten, kan de insuline gaan lekken of de
naald verstoppen.