Integrale Tekst - Onderwijsraad
Integrale Tekst - Onderwijsraad
Integrale Tekst - Onderwijsraad
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
2.1.3. Beleidsontwikkelingen rond de leraar<br />
Vitaal leraarschap is essentieel voor goed onderwijs. Maar hoe vitaal is het leraarschap<br />
vandaag en hoe zou het leraarschap er morgen uit moeten zien? Op 8 november 1991<br />
installeerde de toenmalige staatssecretaris Wallage de Commissie Toekomst Leraarschap<br />
(commissie-van Es) om zich over deze fundamentele vragen te buigen. Na het verschijnen<br />
van het advies Een beroep met perspectief (1993) van deze commissie, bracht het kabinet<br />
in 1993 de beleidsreactie Vitaal leraarschap uit. Centraal in het advies van de commissie<br />
staat de ontwikkeling van de school tot een professionele organisatie met een eigen<br />
onderwijskundig en personeelsbeleid, waarin keuzes worden gemaakt over de inrichting<br />
van het onderwijsproces en de verdeling van taken en functies. De beleidsreactie onderschrijft<br />
de visie van de commissie. Wel wordt extra aandacht gevraagd voor het vakmanschap<br />
van leraren: hun vermogen om onderwijs te geven aan leerlingen, rekening houdend<br />
met allerlei maatschappelijke ontwikkelingen. Daarnaast stelt de beleidsreactie ook<br />
voor om een nieuw evenwicht van verantwoordelijkheden voor het leraarschap tussen de<br />
overheid en de instellingen tot stand te brengen. Dit laatste sluit niet aan bij de opvatting<br />
van de commissie, die de verantwoordelijkheden ten aanzien van het leraarschap vooral<br />
neer wil leggen bij de school.<br />
Met het advies van de Commissie Toekomst Leraarschap is veel in gang gezet. In vervolg<br />
op de aanbevelingen van de commissie en de kabinetsreactie zijn begin jaren negentig,<br />
binnen het zogenoemde Schevenings Beraad over de Bestuurlijke Vernieuwing, tussen<br />
overheid en onderwijsveld afspraken gemaakt over de richting waarin nieuwe bestuurlijke<br />
verhoudingen in het onderwijs zich moeten ontwikkelen (Ministerie van Onderwijs,<br />
Cultuur en Wetenschappen, 1994). Het uitgangspunt is dat de toetssteen voor de<br />
bestuurlijke verhoudingen in het onderwijs de kwaliteit van het onderwijs zelf moet zijn,<br />
binnen de kaders van het grondwettelijk bestel. De volgende lijnen werden uitgezet:<br />
• verduidelijking van verantwoordelijkheden voor onderwijs met een duidelijke<br />
verschuiving van het accent naar de school;<br />
• meer bevoegdheden voor de school om een eigen beleid te voeren op<br />
personeel, financieel en materieel gebied; en<br />
• versterking van het samenspel van de school met haar omgeving.<br />
Met deze uitspraken is de basis gelegd voor een verdergaand proces van deregulering en<br />
autonomievergroting.<br />
In de eerste nota die vervolgens werd uitgewerkt, staat het kwaliteitsbeleid op de<br />
scholen centraal (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 1995). Deze nota<br />
handelt over de veranderde verantwoordelijkheden en de daarbij behorende processen<br />
binnen de school. In de afgelopen jaren zijn in het overheidsbeleid, maar ook door de<br />
scholen zelf, stappen gezet om scholen te stimuleren zich te ontwikkelen tot professionele<br />
organisaties. Scholen hebben meer mogelijkheden gekregen eigen beleid te<br />
voeren. Er is bijvoorbeeld in het kader van de CAO’s ruimte gemaakt voor het voeren<br />
van een eigen personeelsbeleid.<br />
Een meer recente nota De school centraal. Verdere versterking van de school in de educatieve<br />
infrastructuur (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 2002c) schetst<br />
een verder toekomstbeeld, waarin de school en de kwaliteit van het onderwijs centraal<br />
staan. Deze nota schetst de positie van de school als professionele organisatie in de toekomstige<br />
educatieve infrastructuur. De vraag van de school staat centraal. Voorwaarde is<br />
26 <strong>Onderwijsraad</strong>, oktober 2003