RUG01-001458187_2011_0001_AC
RUG01-001458187_2011_0001_AC
RUG01-001458187_2011_0001_AC
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
De tweede grote centrale onderzoeksvraag luidde: “Hoe kunnen deze verhoudingen tussen<br />
inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de diplomatieke wereld vanuit historische en hedendaagse<br />
ontwikkelingen verklaard worden?”<br />
We deelden deze tweede overkoepelende vraag in twee deelvragen:<br />
De eerste deelvraag luidde: “Wat is het historisch kader waarin deze diensten zich ontwikkeld<br />
hebben?”<br />
Historisch bleken beide functies, dat van een inlichtingenofficier enerzijds en van een diplomaat<br />
anderzijds, verenigd te zijn in één en dezelfde persoon. Hierin werd pas verandering in gebracht<br />
met het verdrag van Wenen. Daar waar het in vroegere eeuwen als normaal werd beschouwd dat<br />
diplomaten tijdens hun buitenlandse missies zelf spionnen inhuurden of met de meest<br />
uiteenlopende figuren praatten om aan hun informatie te geraken, is men dit gaandeweg vanaf de<br />
19 de eeuw als ‘not done’ gaan beschouwen. De Conventie van Wenen diende de werelden te<br />
scheiden op wettelijke basis. De structurele opportuniteit blijft echter manifest aanwezig. Daarom<br />
is het niet verwonderlijk dat vandaag de dag de diplomatieke post nog steeds zeer aantrekkelijk is<br />
voor (buitenlandse) inlichtingen- en veiligheidsdiensten.<br />
De tweede deelvraag luidde: “Is er sprake van een wettelijk kader rond deze materie en hoe is dit<br />
georganiseerd?”<br />
We hebben in deze masterproef aangetoond dat er een beperkt wettelijk kader is. Enerzijds is er<br />
de wetgeving met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, anderzijds is er het<br />
Verdrag van Wenen dat het diplomatiek verkeer tussen landen regelt. Er is echter geen sprake<br />
van specifieke wetgeving van toepassing op de verhouding tussen inlichtingen -en<br />
veiligheidsdiensten en de diplomatieke wereld.<br />
4.2 Naar een Europese toekomst voor de samenwerking tussen inlichtingen- en<br />
veiligheidsdiensten en de diplomatieke wereld: QUO VADIS?<br />
In deze masterproef hebben wij enkel aandacht gehad voor de bilaterale relatie tussen Belgische<br />
inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de diplomatieke wereld. Het spreekt voor zich dat dit een<br />
beperking inhoudt. Toekomstig onderzoek zou verder kunnen borduren op onze bevindingen en<br />
110