Een gevolg hiervan is dat cliënten worden gestimuleerd om “proto-professionals” 13 teworden. Om invloed te krijgen moeten ze zich in termen en omgangsvormen aanpassenaan de managers en andere beleidsmedewerkers, anders worden ze genegeerd. Dit betekentdat er een groot risico ontstaat dat de cliënten die in een cliëntenraad participerenniet representatief zijn voor de doelgroep, omdat niet alle cliënten evengoed hiertoein staat. Dit hoeft niet te betekenen dat cliëntvertegenwoordigers die dit wel kunnenniet representatief zijn. De vraag is wel of de belangen van cliënten die dit niet kunnenadequaat aan de orde worden gesteld en of deze andere cliënten wel de vaardighedenhebben die nodig zijn voor andere vormen van bureaucratische participatie (klachtenregelingen,inzage in dossier, etc.). In een aantal gevallen leidt deze benadering vooraltot bureaucratische structuren die de uitvoering vertragen zonder cliëntparticipatie testimuleren. Daarbij komt dat zij die het meest kwetsbaar zijn, het minst in staat zijnom effectief hun belang te behartigen. Sociale professionals, al sinds de jaren tachtigin groten getale enthousiast over toenemende cliëntparticipatie, worden meestal nietbetrokken bij deze vormen van cliëntparticipatie.De vraag is of het voor veel cliënten niet belangrijker is om klein te participeren,bijvoorbeeld meedenken over eigen hulp en over de dagelijkse gang van zaken, danom groot te participeren, bijvoorbeeld het bestuderen van meerjarenplannen van groteorganisaties. Toch kan bureaucratische participatie wel bijdragen aan het borgen vanhet cliëntperspectief en het bieden van een kader waarbinnen participatie vormgegevenkan worden. Het recht op inzage in het eigen dossier kan professionals stimuleren ommeer in gesprek te gaan met cliënten over de stand van zaken. Ferdinand van de Veldebeschrijft bijvoorbeeld in zijn bijdrage aan deze publicatie hoe hij het registreren alsmiddel gebruikt om met cliënten in gesprek te gaan, ook juist over moeilijke kwesties.De cliënt als coproducentEen overweldigende hoeveelheid literatuur pleit voor dialogische participatie, waarbijprofessionals en cliënten de handen in één slaan en samenwerken. 14 De cliënt is deexpert op het gebied van zijn/haar leven, de professional kan zijn/haar professionelekennis inzetten om het individu te helpen. Dit vereist twee sterke gesprekspartners,waarbij ruimte is voor het cliëntperspectief, zo nodig gefaciliteerd, en voor het professioneleperspectief. Door in dialoog vorm te geven aan cliëntparticipatie kunnen de positievekanten ervan benut worden, terwijl de hiervoor genoemde risico’s van participatieondervangen worden. Door samen te sturen, versterken de verschillende perspectievenelkaar, in plaats van elkaar te bevechten.Cliëntparticipatie kan gestimuleerd worden door cliëntondersteuners in te zetten,met of zonder ervaringsdeskundigheid. 15 Het belangrijkste voordeel is dat deze cliën-13 Abram de Swaan, 2004, pp. 1814 Bijvoorbeeld: joint decision making (Dan Brock, 1991), democratic professionalism (Albert Dzur, 2008), ofBind-Kracht (Kristel Driessens & Tine Van Regenmortel, 2006). Zie ook: Jan Willem Duyvendak, Marc Hoijtink& Evelien Tonkens, 2009; RMO, 2009; Evelien Tonkens, 2001; Evelien Tonkens, 2008 en WRR, 2004.15 Zie voor meer informatie over competenties van en voorwaarden voor cliëntondersteuners Annemarie vanBergen e.a. (2005)14 Samensturing in de maatschappelijke opvang
tenondersteuners fungeren als verbindingsmakelaar naar professionals, omdat zij vanuiteen neutrale positie het cliëntperspectief versterken, bijvoorbeeld door samen eenklacht op te schrijven, of door de cliënt van meer informatie te voorzien. Overigens kunnencliënten elkaar hierin helpen, voorbeelden daarvan zijn JES en het Musketiersproject.De inzet van de eerder genoemde tegoeden, waarmee cliënten middelen voor eenbepaald doel krijgen, kan helpen om de cliëntenstem te versterken en de (ervaren) zelfregiete vergroten. Wederzijdse informatievoorziening is ook belangrijk. Voor de cliëntgaat het daarbij om vragen als: wat zijn de regels? Wat zijn de hulpverleningsplannen enwelke invloed heb ik daarop? Wat zijn andere opties? Hoe sta ik er financieel voor? Maarook voor de professional is het van belang dat de cliënt open is over informatie, ideeën,beperkingen en wensen.Het niveau van participatie is afhankelijk van veel factoren. Voor de kans van slagenis het wel noodzakelijk om aan te sluiten bij de mogelijkheden. Zoals een bewoner vanJES zegt: “ieder naar zijn vermogen en zijn kunnen…. je moet gebruik maken van watmensen kennen en kunnen. En niet wat ze niet kennen en kunnen”.Participatie en herstelVanuit de programmalijn Outreachend werken, preventie en herstel hebben wij al enigejaren ervaring in het ontwikkelen, ondersteunen, volgen en onderzoeken van preventie-en herstel projecten voor en met burgers in een kwetsbare positie. 16 Wij hebben eenaantal basisprincipes van outreachend werken nader geformuleerd: gericht op regie vande burger, op de verbinding, op preventie, en op integrale benadering van de leefwereld.Eerder omschreven wij outreachend werkenden als “verbindingsmakelaars” 17 , tussenburgers onderling, tussen burgers en professionals (en de bijbehorende organisaties) entussen professionals onderling, waarbij zij voortdurend schakelen tussen de verschillendeniveaus.Hoe je deze principes toepast in een residentiële setting en met groepen, is echternog minder bekend terrein. Een samenhangende wetenschappelijke, professionele basisonder de maatschappelijke opvang en de residentiële hulpverlening in het algemeen,ontbreekt. 18 Tegelijk met de deïnstitutionalisering lijkt de kennisontwikkeling daaroverte zijn gestopt, met de “reïnstitutionalisering” 19 is deze niet opnieuw opgang gekomen.Daarom wordt in onze publicatie aandacht besteed aan de vraag hoe vorm te geven aande principes van de Wmo (participatie, vraagsturing, herstel e.d.) in de maatschappelijkeopvang. Naast eigen onderzoeken, hebben wij gebruik gemaakt van andere bronnen,vooral sociologische, orthopedagogische en psychiatrische kennis. Specifiek de stukkenover groepsprocessen en residentiële hulpverlening bouwen voort op orthopedagogischeaandacht voor residentiële hulpverlening. Veel van wat wij beschrijven in dezepublicatie is mede gebaseerd op de rehabilitatie/herstel benadering. De kern hiervan16 Martin Stam, Rosalie Metze, Paulina Sedney & Suzanne Hauwert, 200817 Max Huber & Marc Räkers, 2010, pp.1718 Lia van Doorn, 2005; Lies Gualthérie van Weezel & Kees Waaldijk, 200419 Walid Fakhoury & Stefan Priebe, 2007Samensturing in de maatschappelijke opvang 15
- Page 1 and 2: Samensturing in demaatschappelijke
- Page 3 and 4: Samensturing in demaatschappelijke
- Page 5 and 6: VoorwoordIn de titel van dit boek s
- Page 7 and 8: ppHoofdstuk 3: De kanteling van cli
- Page 10 and 11: InleidingCliënten moeten regie voe
- Page 12: vinden. Deze wijziging van inzicht
- Page 15: deze week wel genoeg bier gedronken
- Page 19 and 20: De participatieladderParticipatie v
- Page 21 and 22: tiebenadering het risico herbergt t
- Page 23 and 24: Actief op je handen zitten: doen do
- Page 25 and 26: nog steeds heel moeilijk om me er e
- Page 27 and 28: je nooit hebt kunnen denken dat ze
- Page 29 and 30: Over de drempel - Adri PalsNiet mee
- Page 31 and 32: en van zijn positie had gedaan, dus
- Page 33 and 34: −−Gesubsidieerd door de gemeent
- Page 35 and 36: Op dit moment wordt Trimbos onderzo
- Page 37 and 38: de toegang tot organisaties is bepe
- Page 39 and 40: gebrek aan privacy in JES maakt dat
- Page 41 and 42: Kenmerkend is dat instituten naar b
- Page 43 and 44: afwijkend gedrag en op datgene wat
- Page 45 and 46: eïnvloed worden op het niveau van
- Page 47 and 48: jij kan zo goed eten koken, kan je
- Page 49 and 50: niet alleen henzelf helpen, maar oo
- Page 51 and 52: Samen je leven op de rails krijgen.
- Page 53 and 54: eperkt voor in het overzicht. Slech
- Page 55 and 56: sporen van steun aan de jongeren zi
- Page 57 and 58: In 1999 wees het Catharijnehuis in
- Page 59 and 60: Ontwikkeling en samenwerkingNaast f
- Page 62 and 63: Hoofdstuk 3De kanteling van cliënt
- Page 64 and 65: wensbanden en, in de ogen van de da
- Page 66 and 67:
gebruiken van iemand anders. Door s
- Page 68 and 69:
De NuNN, opvang in zelfbeheer - Kar
- Page 70 and 71:
vanuit betrokkenheid. Vanuit die pr
- Page 72 and 73:
−−−−Zelfstandig werkenAnder
- Page 74 and 75:
zelfbeheer. De rollen zijn in hoge
- Page 76 and 77:
tussen het persoonlijke en het func
- Page 78 and 79:
geformuleerd, bijvoorbeeld werk zoe
- Page 80 and 81:
iets voelde en al helemaal geen lev
- Page 82 and 83:
elatie proberen op te bouwen dient
- Page 84:
ervaringsdeskundigheid inhoudt en w
- Page 87 and 88:
vidu en zijn omgeving en op de gren
- Page 89 and 90:
Duidelijke afspraken over wie zich
- Page 91 and 92:
Eerder beschreven we al dat het voo
- Page 93 and 94:
egie versterken” zijn dat: uitgaa
- Page 96 and 97:
Cliënt Centraal - Ferdinand van de
- Page 98 and 99:
Er zijn overheden en verzekeraars d
- Page 100 and 101:
Tot slotIn gesprek gaan met de cli
- Page 102 and 103:
werken. Om ze de kunst af te kijken
- Page 104 and 105:
Een zelfde benadering spreekt uit h
- Page 106 and 107:
leving omwille van adequate redenen
- Page 108 and 109:
woningen aan de zelfde doelgroep di
- Page 110 and 111:
De bewoner is cliënt van het hele
- Page 112 and 113:
Hoofdstuk 5De kanteling van onderzo
- Page 114 and 115:
Het praktijkdeel van het onderzoek
- Page 116 and 117:
Paul Gendreau, Claire Goggin en Pau
- Page 118:
ook zij dat het samen onderzoek doe
- Page 121 and 122:
we dit onderzoek en de rol daarbij
- Page 123 and 124:
Meerwaarde voor de medeonderzoekers
- Page 125 and 126:
kwaliteit van het onderzoek. De ond
- Page 127 and 128:
Tot besluitDe werkwijze in Combatin
- Page 129 and 130:
Inhoud masterclassBij het ontwerp o
- Page 131 and 132:
Enige bijzondere uitvloeisels van d
- Page 134 and 135:
Hoofdstuk 6Samensturing, samenvatti
- Page 136 and 137:
ken. Ook belangrijk is kennis over
- Page 138:
ConclusieSamensturing is een veelom
- Page 142 and 143:
Over de auteursMax A. Huber is juni
- Page 144 and 145:
Matthijs Verbeek volgde de opleidin
- Page 146 and 147:
BibliografieBijdragenMax Huber & Ti
- Page 148 and 149:
ppBerg, N. van de, Buster M. & Wiff
- Page 150 and 151:
Family Group Conferencing For Homel
- Page 152:
Websitesppwww.eigen-kracht.nlppwww.