Hoofdstuk 3De kanteling van cliëntenIn de klassieke maatschappelijke opvang is de rol van cliënten duidelijk: ze houden zichaan de huisregels, volgen de aanwijzingen van de woonbegeleiders en werken (soms)aan hun vertrek naar een (meer) zelfstandige woonvorm. In dit hoofdstuk wordt deachtergrond van cliënten in de maatschappelijke opvang beschreven, met speciale aandachtvoor sociale netwerken, met respect voor alle diversiteit binnen deze grote groep.Daarna wordt gekeken naar de mogelijkheden om zelfregie te vergroten door zelfinzicht,en worden de competenties voor participatie besproken. Aansluitend op dit hoofdstukbeschrijft Karin Sok de invulling van zelfbeheer bij Nachtopvang uit Noodzaak in Nijmegen(NuNN). Vervolgens doen Frans Brinkman en Matthijs Verbeek verslag van werkvakantiesvan bewoners van NuNN en gaan daarbij in het kader van de presentiebenaderingin op agogiek en zelfbeheer. De rollen van professionals, deelnemers en gastgeversworden daarin besproken. Dit vereist in ieder geval professionals die bekend zijn met debewoners en hun belevingswereld. De genoemde nabijheid van de presentiebenaderingis hierbij een bruikbare basishouding. Martijn Kole verbindt in zijn bijdrage zijn eigenervaringen binnen de GGZ, het soms moeizame herstelproces en de rol die professionalsdaarbij (kunnen) spelen.Levensaverij 77Cliënten in de maatschappelijke opvang hebben meestal meerdere problemen, in wisselendecombinaties: dak- of thuisloos zijn (of daar een hoog risico op hebben), sociaalpsychiatrischeproblematiek, verslaving, verstandelijke beperking en of psychosocialeproblemen (financiële en of administratieve problemen, onvoldoende sociaal netwerken gebrekkige zelfzorg (fysiek of voor omgeving)). Wij houden in dit boek de volgendedefinitie aan: burgers in een kwetsbare of zorgwekkende positie die tegen hun wil dakofthuisloos zijn of daar een hoge kans op hebben, door een instabiele woonsituatie.Veelal wordt gesproken over diverse oorzaken van dak- en thuisloosheid, maar degevolgen van dak- en thuisloosheid zijn zeker zo relevant voor het verdere leven, zoalswe bijvoorbeeld zien in de bijdrage over JES en in de bijdragen over Housing First en deNuNN. Dakloos worden, op straat belanden en de daklozenopvang in, is in veel gevalleneen traumatische ervaring, met alle gevolgen van dien. 78 Daarnaast zijn daklozenkwetsbaar, bijvoorbeeld voor criminaliteit, terwijl ze weinig rechtsbescherming hebben.Onderling geweld wordt zelden aangepakt, zeker niet als dat op straat gebeurt. 79 Het(langdurig) onbehuisd zijn leidt veelal tot kwetsuren, bovenop eerder bestaande problemendie bij hebben gedragen aan het dakloos worden. De bestaansonzekerheid leidt tot77 Dit prachtige woord lenen wij van Matthijs Verbeek & Frans Brinkman, die het gebruiken in hunbijdrage over de werkvakanties van NuNN78 Lisa Goodman, Leonard Saxe & Mary Harvey, 1991;79 Ellen Lindeman, Simone Crok, Jeroen Slot & Leon Deben, 200460 Samensturing in de maatschappelijke opvang
een basishouding van individualistisch overleven. Dakloos zijn bestaat in feite uit drieniveaus van problemen. Allereerst de problemen met het voorzien in dagelijkse behoeften(dak boven het hoofd, eten en drinken, sanitaire behoeften). Daarnaast problemenmet het verkrijgen en behouden van inkomen, benodigd om uit de dakloosheid tekomen. En als derde de (ervaren) sociale uitsluiting 80 , door verlies van sociale contactenen (ervaren) stigmatisering, met alle negatieve gevolgen hiervan voor het zelfbeeld ende zelfwaardering van de personen in kwestie. Door deze opeenstapeling van problemenwordt dakloosheid soms “uitburgering” 81 genoemd. Hoe diep deze kwetsuren gaan, verschilt,maar duidelijk is wel dat deze regelmatig onderschat worden. Voormalige daklozendie weer in een huis wonen zullen bijvoorbeeld weinig problemen meer hebben methet voorzien in hun dagelijkse behoeften, maar dan kan er wel sprake zijn van “geïntegreerdeeenzaamheid” 82 , waarbij de voormalige dakloze weliswaar weer fysiek geïntegreerdis in het reguliere leven, maar sociaal de aansluiting (nog) niet maakt (zie ook devolgende paragraaf). Deze problematiek vereist een integrale aanpak. Veel cliënten dieonvoldoende voorbereid zijn op het weer zelfstandig wonen vallen terug in de oude situatie.De rol van het sociale netwerk wordt in de volgende paragraaf besproken.Sociale netwerkenOnderzoek naar huisuitzettingen wijst uit dat een aanzienlijk deel van deze groeponvoldoende steun uit het netwerk had of kreeg om de ontruiming te voorkomen. 83 Hetsociale netwerk van daklozen wordt vaak kort na het ontstaan van de dakloosheid kleiner,doordat het contact met vrienden en familie afneemt. Maar na enige tijd op straaten acceptatie van de situatie groeit het sociale netwerk weer, doordat er verbindingenaangegaan worden met andere daklozen. De vraag is of deze contacten bijdragen aan dere-integratie in de maatschappij, of juist belemmerend werken. Als een cliënt bijvoorbeeldeen huis krijgt, wordt er soms druk uitgeoefend door zijn maatjes van de straatom bij hem te mogen slapen, met mogelijke gevolgen van overlast e.d. Dit kan er toe leidendat het net verkregen huis weer verloren gaat, zoals ook Lia van Doorn beschrijft. 84Dak- en thuislozen zijn door de leefsituatie gehard, de relaties die zij aangaan zijnveelal instrumenteel en materieel van aard en meestal minder empathisch. 85 Daarnaastgaan hulpverleners en andere beroepsgroepen onderdeel uitmaken van het sociale netwerk.Dit maakt de cliënt afhankelijk van de hulpverlener, hetgeen vooral schadelijk kanzijn bij het wegvallen van de hulpverlener. 86 In sommige gevallen ontstaan er vertrou-80 Kees Schuyt (2006) wijst er op dat er drie vormen van sociale uitsluiting zijn, die in wisselwerking met elkaarvoorkomen. Het gaat om er niet bij mogen horen, er niet bij kunnen horen en er niet (meer) bij willenhoren.81 Judith Wolf, 2002, pp.3; zie ook Lia van Doorn, 2005, Erving Goffman, 1963 & Ine Voorham, 200682 Ine Voorham, 2006, pp. 3383 Giel van Brussel & Marcel Buster, 2005; Nina van den Berg e.a., 2006; Igor van Laere & Matty de Wit, 2005;Rosalie Metze, 2007/201184 200585 Rixt Bijker, 2005; Lia van Doorn, 2005; Ellen Lindeman, Simone Crok, Jeroen Slot & Leon Deben, 200486 Anja Machielse, 2003Samensturing in de maatschappelijke opvang 61
- Page 1 and 2:
Samensturing in demaatschappelijke
- Page 3 and 4:
Samensturing in demaatschappelijke
- Page 5 and 6:
VoorwoordIn de titel van dit boek s
- Page 7 and 8:
ppHoofdstuk 3: De kanteling van cli
- Page 10 and 11: InleidingCliënten moeten regie voe
- Page 12: vinden. Deze wijziging van inzicht
- Page 15 and 16: deze week wel genoeg bier gedronken
- Page 17 and 18: tenondersteuners fungeren als verbi
- Page 19 and 20: De participatieladderParticipatie v
- Page 21 and 22: tiebenadering het risico herbergt t
- Page 23 and 24: Actief op je handen zitten: doen do
- Page 25 and 26: nog steeds heel moeilijk om me er e
- Page 27 and 28: je nooit hebt kunnen denken dat ze
- Page 29 and 30: Over de drempel - Adri PalsNiet mee
- Page 31 and 32: en van zijn positie had gedaan, dus
- Page 33 and 34: −−Gesubsidieerd door de gemeent
- Page 35 and 36: Op dit moment wordt Trimbos onderzo
- Page 37 and 38: de toegang tot organisaties is bepe
- Page 39 and 40: gebrek aan privacy in JES maakt dat
- Page 41 and 42: Kenmerkend is dat instituten naar b
- Page 43 and 44: afwijkend gedrag en op datgene wat
- Page 45 and 46: eïnvloed worden op het niveau van
- Page 47 and 48: jij kan zo goed eten koken, kan je
- Page 49 and 50: niet alleen henzelf helpen, maar oo
- Page 51 and 52: Samen je leven op de rails krijgen.
- Page 53 and 54: eperkt voor in het overzicht. Slech
- Page 55 and 56: sporen van steun aan de jongeren zi
- Page 57 and 58: In 1999 wees het Catharijnehuis in
- Page 59 and 60: Ontwikkeling en samenwerkingNaast f
- Page 64 and 65: wensbanden en, in de ogen van de da
- Page 66 and 67: gebruiken van iemand anders. Door s
- Page 68 and 69: De NuNN, opvang in zelfbeheer - Kar
- Page 70 and 71: vanuit betrokkenheid. Vanuit die pr
- Page 72 and 73: −−−−Zelfstandig werkenAnder
- Page 74 and 75: zelfbeheer. De rollen zijn in hoge
- Page 76 and 77: tussen het persoonlijke en het func
- Page 78 and 79: geformuleerd, bijvoorbeeld werk zoe
- Page 80 and 81: iets voelde en al helemaal geen lev
- Page 82 and 83: elatie proberen op te bouwen dient
- Page 84: ervaringsdeskundigheid inhoudt en w
- Page 87 and 88: vidu en zijn omgeving en op de gren
- Page 89 and 90: Duidelijke afspraken over wie zich
- Page 91 and 92: Eerder beschreven we al dat het voo
- Page 93 and 94: egie versterken” zijn dat: uitgaa
- Page 96 and 97: Cliënt Centraal - Ferdinand van de
- Page 98 and 99: Er zijn overheden en verzekeraars d
- Page 100 and 101: Tot slotIn gesprek gaan met de cli
- Page 102 and 103: werken. Om ze de kunst af te kijken
- Page 104 and 105: Een zelfde benadering spreekt uit h
- Page 106 and 107: leving omwille van adequate redenen
- Page 108 and 109: woningen aan de zelfde doelgroep di
- Page 110 and 111: De bewoner is cliënt van het hele
- Page 112 and 113:
Hoofdstuk 5De kanteling van onderzo
- Page 114 and 115:
Het praktijkdeel van het onderzoek
- Page 116 and 117:
Paul Gendreau, Claire Goggin en Pau
- Page 118:
ook zij dat het samen onderzoek doe
- Page 121 and 122:
we dit onderzoek en de rol daarbij
- Page 123 and 124:
Meerwaarde voor de medeonderzoekers
- Page 125 and 126:
kwaliteit van het onderzoek. De ond
- Page 127 and 128:
Tot besluitDe werkwijze in Combatin
- Page 129 and 130:
Inhoud masterclassBij het ontwerp o
- Page 131 and 132:
Enige bijzondere uitvloeisels van d
- Page 134 and 135:
Hoofdstuk 6Samensturing, samenvatti
- Page 136 and 137:
ken. Ook belangrijk is kennis over
- Page 138:
ConclusieSamensturing is een veelom
- Page 142 and 143:
Over de auteursMax A. Huber is juni
- Page 144 and 145:
Matthijs Verbeek volgde de opleidin
- Page 146 and 147:
BibliografieBijdragenMax Huber & Ti
- Page 148 and 149:
ppBerg, N. van de, Buster M. & Wiff
- Page 150 and 151:
Family Group Conferencing For Homel
- Page 152:
Websitesppwww.eigen-kracht.nlppwww.