* Initiatieven op Europees vlakBelgië heeft tijdens zijn voorzitterschap van de Europese Unie in 1993 aanbevelingeningediend gericht op de politiële en diplomatieke samenwerking inzake de bestrijding van demensenhandel. Zo is het aantal verbindingsofficieren belast met de centralisatie van deinformatie betreffende de misdrijven gepleegd binnen of buiten de grenzen van de Uniesteeds toegenomen. In het kader van de Europol-overeenkomst die ertoe strekt aan depolitiediensten van de lidstaten van de Europese Unie de mogelijkheid te bieden doeltreffendsamen te werken, onder meer via de uitwisseling van persoonsgebonden gegevens, heeft onsland ervoor gezorgd dat de bestrijding van de mensenhandel, daaronder begrepen deseksuele exploitatie van kinderen van bij de aanvang als een prioritaire taak van Europolwordt beschouwd.Tijdens het <strong>tweede</strong> semester van 1996 heeft België vier gemeenschappelijke actiesvoorgesteld (een ervan legt aan de regeringen van de lidstaten de verplichting op demaatregelen te nemen die tot hun bevoegdheid behoren en bij hun respectieve parlemententeksten in te dienen waarin de verplichtingen van de wetgevende macht zijn omschreven).De eerste gemeenschappelijke actie (96/748/JAI) breidt het mandaat van de EuropeseDrugseenheid (E.D.E.) uit tot de bestrijding van de mensenhandel, daaronder begrepen deseksuele exploitatie van kinderen. Die eenheid is te Den Haag gevestigd en behandelt nietpersoonlijkegegevens betreffende drugs, clandestiene immigratie of verboden nucleairehandel. Die gemeenschappelijke actie is op 16 december 1996 goedgekeurd.De <strong>tweede</strong> actie (96/747/JAI), die op 29 november 1996 is goedgekeurd, strekt ertoe eensystematische lijst van referentiecentra op te stellen waarover de lidstaten van de EuropeseUnie beschikken op het stuk van operationele, wetenschappelijke en technische politie terbestrijding van de seksuele exploitatie van kinderen.De derde gemeenschappelijke actie (96/700/JAI), die eveneens op 29 november isgoedgekeurd, is erop gericht de begroting van de derde pijler aan te wenden voor definanciering van bepaalde onderzoeken, studies, stages en uitwisselingsprogramma's bestemdvoor de personen die de actie leiden tegen de mensenhandel en tegen de seksuele exploitatievan kinderen, te weten rechters, procureurs, politiefunctionarissen, overheidsambtenaren,openbare diensten ter voorkoming en bestrijding van die fenomenen, diensten voorslachtofferhulp of voor behandeling van daders. In het kader van het zogenaamde STOPprogrammazijn twee door de minister van justitie ingediende projecten aanvaard. Het eersteis erop gericht een studie uit te voeren teneinde na te gaan of het opportuun en mogelijk iseen Europese gegevensbank op te richten betreffende vermiste minderjarigen, minderjarigendie slachtoffer zijn van mensenhandel of van seksuele exploitatie, alsook inzake daders vanseksuele misdrijven. Het <strong>tweede</strong> project betreft de voorkoming van recidive en omhelst eenstudie waarin met betrekking tot de Europese Unie de stand van zaken wordt opgemaakt vande gespecialiseerde en gestructureerde behandeling van seksuele delinquenten. Dedoelstelling bestaat erin na te gaan of tussen de verschillende landen een gemeenschappelijkemethodologische onderbouw bestaat waardoor in de toekomst krachtlijnen kunnen wordengedefinieerd.De vierde gemeenschappelijke actie (97/154/JAI) strekt ertoe de strafbaarstellingen in deEuropese Unie met elkaar in overeenstemming te brengen teneinde de doeltreffendheid vande strafrechtelijke en politiële samenwerking te verbeteren. Het is immers gebleken dat deseksuele exploitatie van kinderen in de lidstaten van de Europese Unie, maar ook in anderelanden, op verschillende wijze strafbaar wordt gesteld. De dubbele doelstelling bestaat erin nate gaan in welke mate de landen van de Europese Unie het eens zijn om de strafbaarstellingvan de seksuele exploitatie van kinderen te harmoniseren en om de vereiste op te heffen metbetrekking tot de dubbele strafbaarstelling van het feit in het land waar het wordt vervolgd enin dat waar het is gepleegd. Die actie is op 24 februari 1997 goedgekeurd.
* Ratificatie van het Verdrag van 's-Gravenhage betreffende de ontvoering door een van deoudersHet Parlement heeft op 10 augustus 1998 de wet tot ratificatie van het Verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980 inzake de burgerlijke aspecten van internationaleontvoering van kinderen goedgekeurd. Die wet treedt op 1 mei 1999 in werking.Dat verdrag vormt een bijkomend instrument bij de opsporing van kinderen die door eenouder op onwettige wijze zijn overgebracht. Het verdrag is erop gericht de onmiddellijketerugkeer te waarborgen van kinderen van minder dan zestien jaar die op ongeoorloofdewijze naar een andere Verdragsluitende Staat zijn overgebracht of aldaar wordenvastgehouden, alsook om het hoede- en bezoekrecht te doen naleven.* Ratificatie van het Verdrag van 's-Gravenhage inzake de interlandelijke adoptieHet Verdrag van 's-Gravenhage betreffende de bescherming van kinderen en desamenwerking op het vlak van de interlandelijke adoptie van 29 mei 1993 is erop gerichttussen de Staten een samenwerking tot stand te brengen teneinde te waarborgen datinternationale adopties worden uitgevoerd in het hogere belang van het kind en metinachtneming van de fundamentele rechten die aan het kind in het internationale rechtworden erkend. Het verdrag strekt eveneens ertoe ontvoering en verkoop van, alsook handelin kinderen te voorkomen.Door het verdrag kunnen derhalve de verplichtingen omschreven in artikel 21 van het verdragvan de rechten van het kind worden nageleefd, te weten dat adoptie slechts mag wordentoegestaan indien het kind op geen enkele andere passende wijze in het land van zijnherkomst kan worden verzorgd en dat bij de totstandkoming van de adoptie de rechten vanhet kind en van zijn ouders in acht worden genomen, waarbij zij hun instemming hebbengegeven, na volledig te zijn ingelicht. Bovendien verbiedt dit artikel iedere vorm van ongepastgeldelijk voordeel.Een werkgroep waarin de betrokken federale en communautaire administraties en kabinettenzijn vertegenwoordigd heeft het voorontwerp tot goedkeuring ervan voorbereid, waarbij wordtvoorzien in een fundamentele hervorming van het internationaal privaatrecht en van debepalingen van het Burgerlijk Wetboek die de adoptie in het nationale recht regelen. Deministerraad heeft dat voorontwerp goedgekeurd.Deze hervorming heeft als doelstelling ervoor te zorgen dat het kind dat wordt geadopteerd,alle waarborgen met betrekking tot de naleving van zijn fundamentele rechten geniet, alsookdat de fundamentele rechten van de ouders in acht worden genomen.2. Oprichting van een privaat Europees Centrum voor vermiste en seksueeluitgebuite kinderenOp 20 oktober 1996, dag van de witte mars die 300.000 personen heeft samengebracht,heeft de Eerste Minister de oprichting aangekondigd van een Europees centrum voor vermisteen seksueel uitgebuite kinderen. Na een technisch bezoek aan het Amerikaanse centrum teWashington (het NCMEC), heeft een werkgroep het bestek voorbereid betreffende ditcentrum, dat op 30 maart 1998 officieel is geopend. Het centrum werkt onder de benamingChild Focus en is volledig onafhankelijk van de regering. Het centrum is erkend als eeninstelling van openbaar nut.