Krachtens de wet begint de verjaringstermijn ten aanzien van een slachtoffer van feiten die inde vorige artikelen strafbaar zijn gesteld, slechts te lopen vanaf het tijdstip waarop hetslachtoffer de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.- VerbodsbepalingenIn de wet wordt gewag gemaakt van de verbodsbepalingen die ten aanzien van veroordeeldenen geïnterneerden kunnen worden uitgesproken. Zij hebben betrekking op activiteiten dieomgang met jongeren meebrengen, alsook op activiteiten op grond waarvan ten aanzien vandeze laatsten een beslissingsbevoegdheid wordt uitgeoefend, ongeacht of daarbij al dan nietwinst wordt nagestreefd, zodat zowel beroepsactiviteiten als vrijwilligerswerk worden beoogd.- Weigering van bijstand aan een kind in gevaarDe nieuwe wet heeft de straf verzwaard wanneer het slachtoffer waaraan bijstand wordtgeweigerd, een kind is.- Verkrachting gepleegd op een minderjarige beneden 10 jaarVoor 1995 was verkrachting gepleegd op een minderjarige beneden 10 jaar, een delictstrafbaar met levenslange dwangarbeid, een van de weinige misdaden die niet kondenworden gecorrectionaliseerd. De uitbreiding, bij de wet van 4 juli 1989, van het begripverkrachting tot iedere vorm van seksuele penetratie heeft aanleiding gegeven tot eenstijging van het aantal feiten die als verkrachting worden omschreven, hetgeen nietovereenstemde met de stijging van het reële aantal seksuele geweldplegingen op jongekinderen.Overigens waren aan de verplichte bevoegdheid van het Hof van Assisen duidelijke nadelenverbonden, zoals het onaangepaste karakter van de mondelinge procedure op dergelijkefeiten, de logheid en de hoge kosten van de procedure, alsook de werkbelasting die detoename van het aantal niet-correctionaliseerbare dossiers voor dit Hof meebracht.Deze context gaf aanleiding tot seponeringen uit opportuniteitsoverwegingen, alsook tot eenmeer systematisch beroep op de interneringsmaatregel.Die verscheidene redenen vormden een verantwoording voor de wijzigingen op grond van dewet van 13 april 1995.De minister van Justitie heeft in een circulaire van 17 mei 1995 betreffende de wettenuitgewerkt met betrekking tot de zeden evenwel eraan herinnerd dat het Hof van Assisen alsenig gerecht bevoegd blijft in geval van georganiseerde criminaliteit (pedofilienetwerken) ofvan feiten gepleegd met geweld.Zelfs wanneer feiten inzake verkrachting op een minderjarige beneden 10 jaar wordengecorrectionaliseerd, kunnen zij aanleiding geven tot een veroordeling tot 10 jaargevangenisstraf en bij wettelijke recidive tot 20 jaar gevangenisstraf.6. Hervorming van het StrafwetboekDe rechtbanken passen strafwetten toe die het rechtskader voor hun optreden vormen. Datrechtskader moet derhalve aangepast zijn aan de huidige maatschappij.In België dateren de belangrijkste strafbepalingen inzake de aanranding van personen, netzoals het Strafwetboek, van 1867. Hierin zijn evenwel een aantal grondige wijzigingen
aangebracht : in 1912 (goedkeuring van de wet inzake de kinderbescherming), in 1989(verkrachting) en in 1995 (zie hoger).Ingevolge de tragische gebeurtenissen in de zomer van 1996 is het noodzakelijk gebleken detenlasteleggingen betreffende feiten waarvan kinderen het slachtoffer zijn, te analyseren.Er is onderzoek verricht op grond van de aanbevelingen van de nationale commissie tegen deseksuele uitbuiting van kinderen, op grond van een studie die het team van professor Jacobsvan de rechtsfaculteit van de Université libre de Liège op verzoek van de minister van Justitieheeft verricht, en wat geweld in het gezin en seksuele verminking betreft, op grond van destudies die de professoren Hutsebaut van de Université catholique de Louvain en Kellens vande Université libre de Liège op verzoek van de minister van Tewerkstelling en Arbeid, belastmet het Gelijke Kansenbeleid, hebben verricht.Teneinde de reeds uitgevoerde juridische analyse te vervolledigen, is een bijzondergedetailleerde vragenlijst (met 38 vragen) door toedoen van de Eerste Voorzitters en deProcureurs-generaal bij de hoven van beroep toegezonden aan de magistraten van de zetelen van het parket belast met de behandeling van dossiers inzake ontvoering van kinderen enkindermishandeling.De juridische analyse moest worden aangevuld met de praktische ervaringen die voornoemdemagistraten bij de toepassing van de wet hebben opgedaan.Door die enquête kon de stand van zaken worden opgemaakt van de praktijk met betrekkingtot het verhoor van kinderen die slachtoffer van dergelijke strafbare feiten zijn (gebruik vanaudiovisuele opname, terbeschikkingstelling van aangepaste ruimtes, aanwezigheid van eenvertrouwenspersoon, bijstand door een derde die psycholoog is en ermee belast is dewoorden van het kind te analyseren,...).Op grond van die drie voorafgaande stappen is een ontwerp van wet uitgewerkt dat deministerraad op 18 december 1998 heeft goedgekeurd. De commissie Justitie van de Kamerheeft het op 2 maart 1999 goedgekeurd.Dit ontwerp strekt ertoe de bescherming van het kind in het Strafwetboek uit te breiden. Hetis besproken in een werkgroep samengesteld uit vertegenwoordigers van de kabinetten vande minister van Justitie en van de minister van Tewerkstelling en Arbeid, uit deskundigen enuit leden van de nationale commissie.Het ontwerp bevat onder meer bepalingen op grond waarvan de bescherming van kinderentegen verscheidene vormen van seksuele uitbuiting, tegen ontvoering, tegen onthouding vanverzorging of voeding, tegen verlating, .... wordt uitgebreid. Naar luid van het ontwerp heefthet begrip mensenhandel voortaan ook betrekking op het misbruik van de staat vanminderjarigheid van het slachtoffer. Tevens wordt de bescherming bepaald voorminderjarigen beneden 16 jaar tegen uitbuiting van ontucht en van prostitutie, alsook tegenkinderpornografie, op grond van het ontwerp uitgebreid tot minderjarigen van 16 en 17.Het extraterritorialiteitsbeginsel, waardoor inzonderheid het «sekstoerisme» en de netwerkeninzake mensenhandel moeten kunnen worden vervolgd, wordt versoepeld door de opheffingvan de vereiste dubbele tenlastelegging en uitgebreid tot zedenfeiten gepleegd opminderjarigen ouder dan 16. Het is niet langer noodzakelijk dat de dader in België wordtteruggevonden.Het ontwerp is erop gericht de inspanningen geleverd ter voorkoming van recidive enseksueel misbruik voort te zetten. Vooreerst wordt in het ontwerp de verbodsregeling waarbijpersonen veroordeeld wegens zedenfeiten geen activiteiten in verband met de jeugd mogenuitoefenen, nader bepaald en doeltreffender gemaakt door de datum op te geven waarop hetverbod begint te lopen, door in een sanctie te voorzien in geval van niet-naleving van hetverbod en door de aard van de verboden activiteiten nauwkeurig te omschrijven. Tevens