Met stijgende verbazing - Hans Vervoort
Met stijgende verbazing - Hans Vervoort
Met stijgende verbazing - Hans Vervoort
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
schatten, touwtjes en papiertjes, een stukje rubber om op<br />
te kauwen bij een bomaanval, een klein zwart plaatje aan<br />
een koordje met mijn naam erop, een paar sloffen die mij<br />
te klein geworden waren, één reservebroek, een stukje<br />
kam, en stukje potlood, klein leren portemonneetje<br />
met daarin de ring van mijn moeder en een fotootje<br />
van mijn vader. De hoeken waren bruin geworden en hij<br />
keek streng. Ik keek vaak naar dat hoofd, samen met zuster<br />
Theresia. Het was een vierkant hoofd met stevige<br />
ogen. `Is hij aardig?' vroeg ik haar. 'Natuurlijk is hij aardig.'<br />
`Komt hij gauw? Zal hij het erg vinden dat mama<br />
dood is?' `Jawel, lieve jongen, maar hij zal blij zijn dat jij<br />
er nog bent.'<br />
Ze had het druk in het opvangcentrum, zuster Theresia,<br />
ze had niet zoveel tijd voor mij als in het kamp. Maar<br />
's avonds als we gegeten hadden en gewassen waren en<br />
voor onze matras op de knieën zaten voor ons nachtgebed,<br />
kwam ze vaak bij me knielen. Ik luisterde naar haar<br />
heldere stem die ons voorzei wat we moesten zeggen en<br />
keek naar haar. Ze had onder haar kap een mooi wit gezicht<br />
met blauwe ogen en gouden haartjes op haar bovenlip.<br />
De school begon en ook de weeskinderen gingen er<br />
naar toe. Ik leerde schrijven en rekenen. Er kwamen wei-<br />
nig kinderen meer bij en er gingen ook weinig meer weg,<br />
we waren nog maar met een stuk of tien, sommige groter<br />
dan ik en sommige wat kleiner. Op een dag na schooltijd<br />
wachtte zuster Theresia me op.<br />
`Zullen we een eindje gaan wandelen, <strong>Hans</strong>?' Ik greep<br />
haar hand en genoot. We liepen een heel stuk, overal<br />
bloeiden bloemen, ik luisterde van dichtbij naar het ruisen<br />
van haar witte kleed, we kwamen een lange brug over en<br />
aan het eind stond een ijsverkoper. Ik vroeg niets, want<br />
ik wist dat zusters geen geld hadden om iets te kopen. IJs<br />
kreeg je soms van de ouders van vriendjes, als je na<br />
schooltijd met hen meeliep en vertelde dat je in het weeshuis<br />
woonde.<br />
Maar nu stopte zuster Theresia bij de ijsman, ze stak<br />
haar hand in de wijde plooien van haar kleed en haalde<br />
een lepel voor den dag. Ze begon Maleis te praten, ze<br />
gaf hem de lepel en ik kreeg een ijsje. Even verderop<br />
gingen we zitten op het muurtje aan het eind van de brug.<br />
Beneden gleed modderig water voorbij, in de verte zag<br />
ik bruine kinderen stoeien in de rivier, tussen de grote<br />
gladde stenen die uit het water staken.<br />
Ik likte het ijsje af terwijl ik nadacht over wat ik gezien<br />
had. Had zij een lepel gestolen? Dat mocht toch niet?<br />
Maar ik besloot er niet naar te vragen en likte totdat