Deel 1: 2 februari 1795 - s-Gravendeel
Deel 1: 2 februari 1795 - s-Gravendeel
Deel 1: 2 februari 1795 - s-Gravendeel
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
De notulen der voorgaande vergadering zijn geresumeerd, gearresteerd en<br />
geteekent.<br />
De municipaliteit op verzoek van den burger Staat van Diggelen gequalificeerd<br />
door de commissie van Organisatie der Bataavsche Gewapende Burgermacht<br />
voor dit gewest, om de doleantien te hooren van de zich bezwaard<br />
vindende burgers, wegens de uitschrijving der contributie op deze plaats, met<br />
de Commissie der Huishoudelijk Directie der Gewapende Burgermacht alhier,<br />
bijeen vergadert zijnde, op de regtkamer, arriveerden de burger van Diggelen,<br />
dewelke op verzoek van de voorzitter der Municipaliteit zijne qualificatie aan<br />
de secretaris overgaf, die hem de vergadering voorlas en ook in ordre wierd<br />
bevonden.<br />
Voorts stelde de voorzitter aan de burger Van Diggelen voor, de omstandigheid<br />
waarin deze burgerij zich bevond, namelijk dat dezelve zig in het<br />
voorleden jaar reeds contributie had betaald, waarvan veele andere plaatzen<br />
waren bevrijd gebleven, dat dit een groot misnoegen onder de burgerij<br />
verwekte, en met reden, vermits het geheel ongerijmt is dat de een plaats<br />
bezwaard word boven de andere, dat de municip. als het belang van hare<br />
burgerij steeds behartigende, om gemelde reden ten sterksten instaande dat<br />
deze plaats voor dit jaar zoude vrij zijn van betaling, althans in zooverre, dat<br />
diegene welke voorleden jaar volledig betaald hebben, hun quitantien tot<br />
betaling voor dit jaar zouden verstrekken, en de zodanigen die in het geheel<br />
niet of maar gedeeltelijk hebben voldaan, nu ten vollen zouden moeten<br />
betalen, dat zulks met de billijkheid en regtvaardigheid volmaakt strookte.<br />
De burger van Diggelen antwoorde daarop dat de municipaliteit wel onder<br />
het oog moest houden dat de tegenwoordige heffing van een geheel anderen<br />
aard was, dan die van het vorige jaar, dat deze was nationaal en de andere<br />
provintiaal, en derhalven met malkander niets gemeens hadde, dat hij daarom<br />
van oordeel was, dat de municip. zig met deze gegronde bezwaren behoorde te<br />
adresseeren bij het Provintiaal Bestuur van Holland, dat hij desniettemin<br />
gevoelde de gegrondheid der bezwaren van de municip voor hunne burgerij,<br />
en ook beloofde bij zijne committenten dat gebruik ervan te maken, dat<br />
enigzints voor hem mogelijk was.<br />
Vervolgens de tijt van doleantie daar zijnde, diende de geregtsbode aan, dat<br />
er verscheide burgers waren om te doleeren.<br />
Waarop de burger van Diggelen order gaf, dat zij dan een voor een boven<br />
zouden komen, dog de bode dit aan hun berigtende, zeiden zij, neen wij willen<br />
een voor een niet boven komen, maar alle tegelijk of anders een commissie uit<br />
ons midden. - Waarop de burger Van Diggelen zeide dat hij wel lijden mogt<br />
dat er een commissie kwam, van zes, agt, of uitterlijk tien perzonen, maar alle<br />
tegelijk, dat zulks niet kon wezen, want dat hij niet in staat was, om tegen<br />
hun allen te spreken.<br />
Deze boodschap weder aan hun gebragt zijnde, zeiden zij, wij moeten allen<br />
tegelijk boven komen, wij zenden geen commissie. Dit weder aan van Diggelen<br />
berigt zijnde, zeide hij, dit zal nooit gebeuren.<br />
Intusschen verzogt hij aan de schout, dat die eens beneden zoude gaan en<br />
hun de verkeertheid van hun voornemen onder het oog brengen. De schout<br />
dit doende en daarbij voegende hetgeen de municip. reeds aan van Diggelen<br />
notulenboeken <strong>1795</strong>-1813 1