Deel 1: 2 februari 1795 - s-Gravendeel
Deel 1: 2 februari 1795 - s-Gravendeel
Deel 1: 2 februari 1795 - s-Gravendeel
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
den volgenden inhoud.<br />
Gelijkheid Vrijheid Broederschap<br />
Het committé tot de zaken der Marine<br />
aan De Municip van 's <strong>Gravendeel</strong><br />
In den Hage den 10e Feb. 1798, het 4e jaar der Bat. Vrijheid<br />
Deze om ul. kennis te geven, dat wij tot wering der fraudes welke te 's <strong>Gravendeel</strong><br />
door het lossing der goederen uit zeeschepen in ligters gepleegt worden,<br />
besloten hebben aldaar een commis ter recherge aan te stellen, gelijk wij daartoe<br />
aangestelt hebben den burger J. IJsenmenger (IJsenmanger) met verzoek aan<br />
ul. aan denzelven in zijne qualiteit als desnoods alle hulp en adsistentie te doen<br />
toebrengen.<br />
Heil en broederschap<br />
Het committé tot de zaken der Marine<br />
G. van Olivier<br />
tot ordonn. van dezelve. A.R. Besier.<br />
Welke missive voor notificatie is aangenomen.<br />
Is gelezen een aanschrijving van het administratief bestuur van het<br />
voormalig gewest Holland, inhoudende een last om op onze verantwoordelijkheid<br />
te zorgen, dat alle zogenaamde gemeenebest gezinde societeiten, indien<br />
er zodanige alhier mogten exteeren, werden venietigt(!), en gesloten, zonder<br />
verwijl alsmede op de zo heimelijke als openbare handelingen der leden, van<br />
alle zodanige orange en gemeenebestgezinde societeiten een wakend oog te<br />
blijven houden met last om binnen agt dagen na ontfangst van deze<br />
aanschrijving, aan de commissie van Binnelandsche correspondentie dier<br />
vergadering opgave te doen van onze verrigtingen in deze.<br />
Waarover gedelibereert zijnde, is nodig geoordeelt en geresolveert dezelve in<br />
gepaste termen, overeenkomstig de gesteldheid der zaken, op deze plaats<br />
diesaangaande te beantwoorden.<br />
Is gecompareert den burger Pieter Stam, dewelke door den president der<br />
municip. wierd onder het oog gebragt, zijne slegte handelwijs omtrent het niet<br />
betalen van zijn verschuldigt quotizatiegeld, dat hij vooreerst in den voorleden<br />
jare aan de schout had belooft, als de reeptijd gedaan zoude zijn, hij dan<br />
zoude betalen, maar er niet eens na had omgezien, dat hij nu voor eenige tijt<br />
met de schout was overeengekomen, om ider week bij zijn baas 10 st. te laten<br />
inhouden ten voorsz. einde, dog dat contract alweer hadde verbroken, met op<br />
een brutale en hem gants niet passende wijze aan de schout in bijzijn van de<br />
sec. te zeggen, omdat Je daarover bij mijn baas geweest ben en hem zulks<br />
hebt gezegt, hou ik mij daar niet aan, ik doe het in 't geheel niet, en je kunt<br />
maar doen dat je geleert heb.<br />
Dat de schout met zeer veel regt, zonder eenige verdere inschiklijkheid te<br />
gebruiken, hem wel tot betaling zoude kunnen noodzaken, dog om alle<br />
middelen te beproeven, die immer mogelijk zijn, de schout en municip. te<br />
raden geworden waren om hem nogmaals voor hun te doen dagvaarden en<br />
hem categorisch af te vragen, of hij nu bereid is te betalen, waarop hij ten<br />
antwoord gaf, als de schout daarmede tevreden is, dat ik hem ider week 10<br />
stuivers geef, zolang als het aan is, dan heb ik er niets tegen, en dan zal ik<br />
hem vandaag 10 stuivers brengen. De vergadering daarmede genoegen<br />
notulenboeken <strong>1795</strong>-1813 1