06.09.2013 Views

Download In de ogen van Lucebert (450 kB; PDF) - Robert Proost

Download In de ogen van Lucebert (450 kB; PDF) - Robert Proost

Download In de ogen van Lucebert (450 kB; PDF) - Robert Proost

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>In</strong> <strong>de</strong> <strong>ogen</strong> <strong>van</strong> <strong>Lucebert</strong> – <strong>Robert</strong> <strong>Proost</strong><br />

geestelijke ‘ik’, dit <strong>de</strong>nken<strong>de</strong> wezen, ‘ge<strong>van</strong>gen’ in een stoffelijk lichaam ontleent echter zijn<br />

bestaan aan zijn waarneming en vice versa. Het <strong>de</strong>nken komt voort uit waarnemen en bestaat<br />

zelf uit het waarnemen (<strong>van</strong> opgeroepen woor<strong>de</strong>n, beel<strong>de</strong>n, gelui<strong>de</strong>n etc.) terwijl het<br />

waarnemen geen bestaan kent zon<strong>de</strong>r het <strong>de</strong>nken, zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tussenkomst <strong>van</strong> het intellect dat<br />

<strong>de</strong> waarneming plaatst, or<strong>de</strong>nt, voorziet <strong>van</strong> een positie ten opzichte <strong>van</strong> het waarnemen<strong>de</strong><br />

lichaam. Deze veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> dichotomie is ook te zien in <strong>de</strong> discussies rondom poëzie in het<br />

on<strong>de</strong>rscheid tussen ‘vorm’ en ‘inhoud’; alsof <strong>de</strong>ze elementen afzon<strong>de</strong>rlijk <strong>van</strong> elkaar kunnen<br />

bestaan! Het niet kunnen isoleren <strong>van</strong> een <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze bei<strong>de</strong> elementen – of het nu gaat om vorm<br />

versus inhoud of lichaam versus geest – is al re<strong>de</strong>n genoeg om ze niet als afzon<strong>de</strong>rlijke<br />

entiteiten te beschouwen, zoals ook <strong>de</strong> har<strong>de</strong> wetenschap consequent on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len zo veel<br />

mogelijk afzon<strong>de</strong>rt <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re factoren om tot betrouwbare conclusies te komen. Een<br />

kunstinterpretatie zou dus niet, zoals Sontag terecht aangeeft, het oorspronkelijke werk<br />

moeten willen ver<strong>van</strong>gen, met <strong>de</strong> grond gelijk willen maken om er een boodschap voor in <strong>de</strong><br />

plek te bouwen. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant houdt Sontag ten onrechte vast aan een schijndichotomie,<br />

hoewel uiterst bruikbaar, <strong>van</strong> intellect versus waarneming. <strong>In</strong> mijn hoofdstuk dat expliciet<br />

han<strong>de</strong>lt over fenomenologie maak ik meer dui<strong>de</strong>lijk over hoe waarneming verband houdt met<br />

<strong>de</strong> geest.<br />

Dat <strong>de</strong> poëzie een kenbare kern moeten hebben, het liefst in <strong>de</strong> vorm <strong>van</strong> een facet <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

menselijke dichter, was een kwaliteitskenmerk dat een sterk verband heeft met <strong>de</strong> aard <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

taal zelf. Taal zou in <strong>de</strong> eerste plaats een praktisch communicatiemid<strong>de</strong>l zijn. C. Buddingh’<br />

zet <strong>de</strong>ze bena<strong>de</strong>ring tegenover <strong>de</strong> functie <strong>van</strong> taal in <strong>de</strong> poëzie, die een ‘expressiemid<strong>de</strong>l’ zou<br />

zijn; een medium waarmee <strong>de</strong> dichter ‘in een zo klein mogelijk bestek een zo groot mogelijke<br />

som aan gevoelens, ervaringen, impressies’ 6 op <strong>de</strong> lezer over kan dragen. Volgens Buddingh’<br />

is direct communicatief taalgebruik het gereedschap voor <strong>de</strong> geleer<strong>de</strong>, die zijn woor<strong>de</strong>n<br />

eenduidig wil hebben; hij ‘verarmt’ <strong>de</strong> taal door haar te ontdoen <strong>van</strong> dubbelzinnighe<strong>de</strong>n. De<br />

dichter daarentegen ‘laadt’ <strong>de</strong> taal, doordat hij dubbelzinnighe<strong>de</strong>n niet schuwt, maar juist<br />

inzet als mid<strong>de</strong>l. Groot belang hecht Buddingh’ aan het verm<strong>ogen</strong> abstracte begrippen te<br />

concretiseren in <strong>de</strong> vorm <strong>van</strong> ‘beel<strong>de</strong>n’ of an<strong>de</strong>re ‘zintuiglijke zaken’. Volgens Buddingh’ –<br />

en daarmee <strong>de</strong> meeste poëziebeschouwers uit <strong>de</strong> eerste <strong>de</strong>cennia na <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Wereldoorlog<br />

– bevat <strong>de</strong> poëzie een betekenis die niet direct communicatief wordt overgebracht op <strong>de</strong> lezer.<br />

De vooron<strong>de</strong>rstelling dat er per <strong>de</strong>finitie eenheid te vin<strong>de</strong>n is in poëzie, draagt bij aan <strong>de</strong><br />

6 Buddingh’, C. (1960) Eenvouds verlichte waters. Utrecht: Reflex. p.6<br />

15

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!