Download In de ogen van Lucebert (450 kB; PDF) - Robert Proost
Download In de ogen van Lucebert (450 kB; PDF) - Robert Proost
Download In de ogen van Lucebert (450 kB; PDF) - Robert Proost
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
46<br />
<strong>In</strong> <strong>de</strong> <strong>ogen</strong> <strong>van</strong> <strong>Lucebert</strong> – <strong>Robert</strong> <strong>Proost</strong><br />
<strong>In</strong> dit gedicht <strong>van</strong> Perk (en met dit velen <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze dichter) ligt <strong>de</strong> focalisatie bij een ‘ik’ die<br />
ervaringen of i<strong>de</strong>eën tot uitdrukking brengt. Het meest dui<strong>de</strong>lijk zijn <strong>de</strong> zintuiglijke<br />
ervaringen. <strong>In</strong> <strong>de</strong> eerste strofe ziet <strong>de</strong> ‘ik’ een vrouw (gezien <strong>de</strong> achtergrond en het oeuvre <strong>van</strong><br />
Perk aannemelijk dat het om zijn onbereikbare lief<strong>de</strong> ‘Mathil<strong>de</strong>’ gaat) en hoort hij ‘in ’t<br />
beekgeruisch [...] geen stillen kout’. <strong>In</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> strofe aanschouwt hij <strong>de</strong> dame. Ver<strong>de</strong>r<br />
komen er i<strong>de</strong>eën naar voren, die (in <strong>de</strong>ze context) niet on<strong>de</strong>r het zintuiglijke te categoriseren<br />
vallen. <strong>In</strong> <strong>de</strong> eerste strofe verwoordt <strong>de</strong> ‘ik’ een vergelijking tussen ‘bloem’ en ‘star’; en ‘een<br />
zoet gedicht’. Hij versterkt <strong>de</strong> persoonlijke focus door te stellen dat <strong>de</strong>ze vergelijking voor<br />
hem geldt. Het is een i<strong>de</strong>e dat niet direct op een waarneming berust. Dit geldt ook voor <strong>de</strong><br />
twee<strong>de</strong> strofe, waarin <strong>de</strong> ‘ik’ zich iets tot plicht stelt en er iets schijnt. Dit laatste kan<br />
gekoppeld wor<strong>de</strong>n aan een visuele waarneming, maar gaat voorbij aan een directe<br />
waarneming; het is een interpretatie, een i<strong>de</strong>e dat het intellect hem ingaf. <strong>In</strong> <strong>de</strong> laatste strofe<br />
zegt <strong>de</strong> ‘ik’ ‘vaarwel’ en spreekt hij een verwachting of hoop uit; ‘haar’ opnieuw te zien.<br />
Met <strong>de</strong>ze beknopte analyse <strong>van</strong> <strong>de</strong> ‘ik’ in dit gedicht <strong>van</strong> Perk toon ik aan dat focalisatie een<br />
eenvoudig, maar sterk gegeven kan zijn. Het gehele sonnet draait om <strong>de</strong> ‘ik’, die eenduidig<br />
voorkomt: hij is een waarnemen<strong>de</strong> entiteit in een niet conflicteren<strong>de</strong> ruimte. Deze ruimte is in<br />
<strong>de</strong>zen een florerend natuurlandschap: zomers, met een beek en bloemen (bei<strong>de</strong> genoemd in<br />
strofe een en drie). Het natuurlijke tafereel wordt dui<strong>de</strong>lijk voor <strong>de</strong> lezer neergelegd, waardoor<br />
er geen twijfel mogelijk lijkt te zijn over <strong>de</strong> enscenering <strong>van</strong> het gedicht. Buddingh’ zou een<br />
theatrale metafoor gebruiken om een <strong>de</strong>rgelijk gedicht te typeren: er is een <strong>de</strong>cor als<br />
onbetwistbare, aanwezige ruimte, waarin een speler (<strong>de</strong> ‘ik’) han<strong>de</strong>lingen uitvoert. Dit<br />
romantische gedicht is te vergelijken met <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rkunst uit zijn tijd: een landschap waarin<br />
in uitgemeten perspectief dingen zijn geplaatst en waarin <strong>de</strong> toeschouwer een vaste plaats<br />
heeft ten opzichte <strong>van</strong> het zichtbare. Hij staart naar een punt in <strong>de</strong> verte waar alle<br />
perspectivische lijnen naar convergeren. Tegelijkertijd is <strong>de</strong> toeschouwer dus ook een punt:<br />
hij is statisch en kijkt <strong>van</strong>af één plaats in <strong>de</strong> gegeven ruimte. Deze focalisatie is ook dui<strong>de</strong>lijk<br />
te vin<strong>de</strong>n in het gedicht <strong>van</strong> Perk: er is een ruimte <strong>van</strong> waaruit <strong>de</strong> ‘ik’ (en daarmee ook <strong>de</strong><br />
lezer) zich verwoordt. Op geen enkel moment zul je als lezer <strong>de</strong> ruimte noch <strong>de</strong> ‘ik’ bevragen.<br />
Ze zitten verankerd in het raster <strong>van</strong> het klassiek wetenschappelijke mo<strong>de</strong>l <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
werkelijkheid: onvermurwbaar en altijd aanwezig. Deze rigiditeit vin<strong>de</strong>n we ook terug in <strong>de</strong><br />
vorm <strong>van</strong> het gedicht. Perk schreef uitsluitend sonnetten. Ook <strong>de</strong>ze dichtvorm kan gezien<br />
wor<strong>de</strong>n als een raster dat opgevuld wordt met dingen. En <strong>de</strong> dingen vormen zich naar het<br />
raster, nooit an<strong>de</strong>rsom, zoals ook <strong>de</strong> ruimte een homogeen geheel is, onbeïnvloedbaar door