Download In de ogen van Lucebert (450 kB; PDF) - Robert Proost
Download In de ogen van Lucebert (450 kB; PDF) - Robert Proost
Download In de ogen van Lucebert (450 kB; PDF) - Robert Proost
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
62<br />
<strong>In</strong> <strong>de</strong> <strong>ogen</strong> <strong>van</strong> <strong>Lucebert</strong> – <strong>Robert</strong> <strong>Proost</strong><br />
betekenis <strong>van</strong> ‘zien’ als ‘opvatten’ niet op; <strong>de</strong> ‘ik’ zou nu letterlijk zichzelf zien. De ‘ik’ ziet<br />
‘mij’, maar dit impliceert niet automatisch dat ‘ik’ en ‘mij’ <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> persoon zijn, zoals door<br />
Oegema al aangetoond is in het gedicht ‘er is ik’. Waar in dat gedicht een afwezigheid is <strong>van</strong><br />
een dui<strong>de</strong>lijk innerlijk landschap, een groot gebrek aan beel<strong>de</strong>n, biedt dit gedicht <strong>de</strong> lezer<br />
meer houvast, ook aangaan<strong>de</strong> <strong>de</strong> problematiek <strong>van</strong> het gespleten subject. De ‘ik’ laat zich niet<br />
kennen, verschuilt zich in dit gedicht; niet alleen achter een instabiele positie, maar ook in zijn<br />
vergelijking met een ‘kopschuwe bloem’. Het is opvallend dat <strong>de</strong> ‘ik’, ondanks <strong>de</strong> titel,<br />
zichzelf niet vereenzelvigt met <strong>de</strong> bloem; hij zit er in. Dit versterkt het vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> ‘ik’<br />
in <strong>de</strong> titel een ‘mij’ ziet, <strong>de</strong> An<strong>de</strong>r, dat hij tegelijkertijd zichzelf als bloem ziet en zelf als<br />
bloem zichzelf ziet. Er is dus sprake <strong>van</strong> een onlichamelijk of op zijn minst een in dit gedicht<br />
niet expliciet geconcretiseer<strong>de</strong> ‘ik’ of ‘mij’ tegenover een als bloem belichaam<strong>de</strong> ‘ik’ of ‘mij’.<br />
Deze An<strong>de</strong>r past binnen <strong>de</strong> mystieke traditie als <strong>de</strong> onlichamelijke antipo<strong>de</strong>, <strong>de</strong> ervaringskern<br />
waarmee <strong>de</strong> ‘ik’ samenvalt en zo tegelijkertijd een scheuring impliceert (<strong>de</strong> aardse ‘ik’ wordt<br />
losgerukt en ontwricht) als een vereenzelviging behelst (‘Het ‘ik’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> mysticus vervloeit<br />
met datgene wat hij tegenover zich aantreft’ 64 ).<br />
‘mijn vingertoppen vallen mij af / als ik mijn <strong>ogen</strong> aanraak’ dicht <strong>Lucebert</strong> in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />
strofe. Bij een letterlijke lezing zou <strong>de</strong> waarneming (die <strong>van</strong> het aanraken) een concrete zijn;<br />
<strong>de</strong> <strong>ogen</strong> zijn immers vleselijke organen die bij <strong>de</strong> tastbare wereld horen. Vat men dit<br />
metaforisch op, dan zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> <strong>ogen</strong> een totum pro parte zijn voor een functie die <strong>de</strong> <strong>ogen</strong><br />
vervullen, namelijk <strong>van</strong> het zien. Hiermee wordt er dus een abstract begrip 'betast' voor<br />
'vingertoppen'. Tasten betekent een raken <strong>van</strong> het ene lichaam met het an<strong>de</strong>re, een maximale<br />
toena<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> twee concrete objecten of, figuurlijker beschouwd, <strong>van</strong> abstracte concepten.<br />
Het aanraken <strong>van</strong> <strong>ogen</strong> valt op te vatten als een geval <strong>van</strong> synesthesie, het samenvloeien <strong>van</strong><br />
tast en zicht, <strong>van</strong> dat hier vergeefs blijkt te zijn; het tasten werkt niet mee als <strong>de</strong> ‘ik’ het<br />
probeert samen te brengen met het zien. Een verzoening tussen (het lichaam <strong>van</strong>) <strong>de</strong> ‘ik’ en<br />
zijn zien komt niet tot stand. Als ik het relateer aan <strong>de</strong> rest <strong>van</strong> <strong>de</strong> strofe, past <strong>de</strong>ze passage<br />
mogelijk in een opsomming <strong>van</strong> <strong>de</strong> overige regels. Dan is het aanraken <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>ogen</strong> ‘misdaad’<br />
en het ‘afvallen <strong>van</strong> <strong>de</strong> vingertoppen’ <strong>de</strong> straf die op <strong>de</strong>ze ‘beheerste inkeer’ volgt. Ook <strong>de</strong><br />
‘diergedaanten’, waarbij ‘beheerste inkeer’ ‘misdaad’ is bij <strong>de</strong> neiging ernaar, zijn sterk<br />
visuele elementen in het gedicht. Het gedicht opent rijkelijk beel<strong>de</strong>nd met ‘wenen<strong>de</strong> stieren<br />
achter duiven aan’ en ‘heksen zongen wel <strong>de</strong> wormen wrongen / zich hemelwaarts op op naar<br />
64 Oegema, Jan (1999) <strong>Lucebert</strong>, mysticus. Nijmegen: Vantilt. p.177